ECLI:NL:RVS:2023:1801
Raad van State
- Hoger beroep
- A.J.C. de Moor-van Vugt
- W.M. Vos
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de vreemdeling beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, heeft op 3 oktober 2022 het beroep gegrond verklaard en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid opgedragen om binnen zestien weken een besluit te nemen. Tevens is de staatssecretaris verplicht om een dwangsom van € 100,00 per dag te betalen voor elke dag dat hij deze termijn overschrijdt, tot een maximum van € 7.500,00.
De staatssecretaris heeft op 11 oktober 2022 de aanvraag van de vreemdeling ingewilligd. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 10 mei 2023 geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden.
De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en stelt vast dat de staatssecretaris volledig aan de aanvraag van de vreemdeling tegemoet is gekomen. De vreemdeling heeft niet aangegeven dat hij zich niet kan verenigen met het besluit van de staatssecretaris, waardoor er geen beroep van rechtswege is ontstaan. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.