ECLI:NL:RVS:2023:1711
Raad van State
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen uitschrijving uit de basisregistratie personen door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 16 december 2021, waarin het beroep van [appellant] ongegrond werd verklaard. [Appellant] was per 25 februari 2020 uitgeschreven uit de basisregistratie personen (brp) door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Dit besluit werd genomen op 3 september 2020, waarna [appellant] bezwaar maakte. Het college verklaarde dit bezwaar op 6 januari 2021 ongegrond. De rechtbank bevestigde deze beslissing, wat leidde tot het hoger beroep.
Tijdens de openbare zitting op 19 april 2023, onder leiding van Staatsraad mr. E.J. Daalder, werd de zaak behandeld. [Appellant] voerde aan dat hij ten onrechte uitgeschreven was, omdat het adresonderzoek niet zorgvuldig zou zijn uitgevoerd en niet voldaan zou zijn aan de criteria van artikel 2.22, eerste lid, van de Wet brp. De rechtbank had echter geoordeeld dat het college het adresonderzoek zorgvuldig had uitgevoerd. [Appellant] was niet bereikbaar op het opgegeven adres en had geen wijziging van adres of vertrek doorgegeven.
De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college de juiste procedures had gevolgd. Het adresonderzoek was in overeenstemming met de geldende richtlijnen uitgevoerd, en er waren geen aanwijzingen dat [appellant] daadwerkelijk op het opgegeven adres woonde. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.