202203112/1/A2.
Datum uitspraak: 26 april 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de erven van [overledene], laatstelijk gewoond hebbend te Klarenbeek,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 5 april 2022 in zaak nr. 20/5758 in het geding tussen:
de erven van [overledene]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 29 mei 2020 heeft de Belastingdienst/Toeslagen een eerdere definitief berekende zorgtoeslag voor [overledene] over 2014 aangepast en vastgesteld op € 1.655,00.
Bij besluit van 21 september 2020 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door de erven van [overledene] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 april 2022 heeft de rechtbank het door de erven van [overledene] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben de erven van [overledene] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De erven van [overledene] hebben een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 april 2023, waar de erven van [overledene], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door [gemachtigden], zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. Bij besluit van 27 december 2013 heeft de Belastingdienst/Toeslagen aan [overledene] een voorschot zorgtoeslag over 2014 toegekend van € 1.194,00. Op [datum] 2015 is hij overleden. Bij besluit van 18 september 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de zorgtoeslag voor [overledene] over 2014 definitief berekend en vastgesteld op € 1.655,00. Bij besluit van 9 september 2016 heeft de dienst de definitieve berekening aangepast en de zorgtoeslag vastgesteld op € 1.354,00. Bij het in bezwaar gehandhaafde besluit van 29 mei 2020 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de definitieve berekening weer aangepast en de zorgtoeslag vastgesteld op € 1.655,00.
1.1. De erven van [overledene] hebben daartegen beroep ingesteld. Zij hebben aangevoerd dat de hoogte van het inkomen van [overledene] nog niet definitief vaststaat, omdat daarover nog procedures lopen bij de inspecteur van de Belastingdienst. Daarom kon de zorgtoeslag over 2014 volgens hen niet definitief worden vastgesteld. Ook hebben zij aangevoerd dat zij in de bezwaarfase alle stukken die ten grondslag hebben gelegen aan het besluit van 29 mei 2020 hebben opgevraagd, maar niet alle stukken hebben gekregen. Zij hadden ook verzocht om gehoord te worden in bezwaar, maar zijn daartoe niet in de gelegenheid gesteld. Volgens de erven van [overledene] heeft de Belastingdienst/Toeslagen hiermee in strijd gehandeld met de wettelijke regels van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en zijn hun rechten in de bezwaarfase geschonden. Hierdoor is sprake van een premature uitspraak op het bezwaar. De rechtbank is de erven van [overledene] hierin niet gevolgd en heeft het beroep ongegrond verklaard.
Procesbelang in hoger beroep
2. In hoger beroep heeft de Belastingdienst/Toeslagen verzocht om bij de erven van [overledene] na te gaan of er procesbelang is, omdat bij het in bezwaar gehandhaafde besluit van 29 mei 2020 de maximale zorgtoeslag voor 2014 is toegekend.
2.1. De Afdeling is van oordeel dat de erven van [overledene] belang hebben bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep, omdat zij in de bezwaarprocedure hebben verzocht om vergoeding van de door hen gemaakte kosten in bezwaar.
Gronden van het hoger beroep en beoordeling ervan
3. De erven van [overledene] betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de Belastingdienst/Toeslagen het bezwaar correct en volgens de wettelijke bepalingen van de Awb heeft behandeld. Volgens hen hebben zij in hun gronden van beroep en hun aanvulling daarop duidelijk uiteengezet dat geen sprake is geweest van een correcte behandeling van het bezwaar. De specificaties en berekeningen ontbraken bij het besluit van 29 mei 2020. De Belastingdienst/Toeslagen heeft in dat besluit verwezen naar ‘Mijn toeslagen’ van [overledene], maar volgens de erven van [overledene] hebben zij geen toegang daartoe. Zij wilden de specificaties en berekeningen verkrijgen en alle onderliggende stukken inzien tijdens een hoorzitting in bezwaar. Daarom hebben zij bezwaar gemaakt. Vervolgens is het bezwaar kennelijk ongegrond verklaard, maar van een kennelijk ongegrond bezwaar kan volgens de erven van [overledene] geen sprake zijn. Pas in het besluit van 21 september 2020 heeft de Belastingdienst/Toeslagen immers enige nadere toelichting gegeven zonder overleg en inzage in de onderliggende stukken en zonder hen te horen. Op de zitting bij de Afdeling hebben de erven van [overledene] toegelicht dat de Belastingdienst/Toeslagen tijdens de zitting in beroep bij de rechtbank voor het eerst naar voren heeft gebracht dat € 1.655,00 het maximale bedrag aan zorgtoeslag voor 2014 is. Zij waren er vanuit gegaan dat er nog correcties in hun voordeel moesten plaatsvinden. Als zij hadden geweten dat € 1.655,00 de maximale zorgtoeslag voor 2014 was dan waren zij niet in bezwaar en beroep gegaan. Zij willen een vergoeding van de proceskosten. Volgens de erven van [overledene] voldoen de besluiten van 29 mei 2020 en 21 september 2020 niet aan het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel.
3.1. De Afdeling stelt vast dat de erven van [overledene] eerst op de zitting bij de rechtbank duidelijk hebben gemaakt dat zij er vanuit gingen dat er nog correcties in hun voordeel moesten plaatsvinden. Hun betoog dat de Belastingdienst/Toeslagen in strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel tijdens de bezwaarprocedure en in de beslissing op bezwaar niet duidelijk hebben gemaakt dat het maximale bedrag aan zorgtoeslag voor 2014 was toegekend en zij dus in feite nodeloos bezwaar hebben gemaakt, stuit daarom af op het feit dat wat zij in bezwaar hebben aangevoerd, voor de Belastingdienst/Toeslagen geen aanleiding hoefde te zijn dat duidelijk te maken. Want uit het bezwaar is niet af te leiden dat het hen daarom te doen was en dat zij geen bezwaar zouden hebben gemaakt als zij hadden geweten dat de maximale zorgtoeslag was toegekend. Zij hebben namelijk in hun pro forma bezwaarschrift van 10 juli 2020 alleen verzocht om alle stukken te verstrekken die ten grondslag liggen aan het besluit van 29 mei 2020 zonder daarbij een toelichting te geven. Op 6 augustus 2020 heeft de Belastingdienst/Toeslagen aanvullende stukken overgelegd. De erven van [overledene] hebben in hun gronden van bezwaar van 19 augustus 2020 de ontvangst van die stukken bevestigd en niet aangegeven dat er stukken ontbraken. Verder hebben zij in hun gronden van bezwaar aangevoerd dat niet duidelijk is waar de grondslagbedragen vandaan komen. De zorgtoeslag over 2014 kan volgens hen niet definitief worden vastgesteld, omdat de hoogte van het inkomen van [overledene] nog niet definitief vaststaat wegens lopende procedures bij de inspecteur van de Belastingdienst. Ook hebben zij aangevoerd dat de berekening van het rentebedrag ontbreekt. Er was op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk dat deze bezwaren niet konden leiden tot een andersluidend besluit. De Belastingdienst/Toeslagen heeft immers terecht het door de inspecteur vastgestelde verzamelinkomen gevolgd. In de door de erven van [overledene] gestelde omstandigheden kan geen grond worden gevonden voor een ander oordeel. Daarnaast heeft de Belastingdienst/Toeslagen naar aanleiding van de daarover gemaakte opmerking van de erven van [overledene] ook uitgelegd hoe het rentebedrag is berekend. De Belastingdienst/Toeslagen heeft dan ook met toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb van het horen in bezwaar mogen afzien. Overigens is ook niet in geschil dat de vaststelling van de zorgtoeslag in het bestreden besluit op € 1.655,00 juist is. Verder is de Belastingdienst/Toeslagen in het besluit van 21 september 2020 gelet op hetgeen in bezwaar was aangevoerd, voldoende gemotiveerd ingegaan op het bezwaar. Wellicht was het achteraf gezien beter geweest als de Belastingdienst/Toeslagen had vermeld dat de maximale zorgtoeslag is toegekend, maar de dienst was daar, gelet op wat de erven van [overledene] in bezwaar hebben aangevoerd, derhalve niet toe gehouden. Anders dan zij hebben aangevoerd, heeft de Belastingdienst/Toeslagen niet in strijd gehandeld met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel.
Het betoog faalt.
Conclusie
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. De Belastingdienst/Toeslagen hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Sanchit-Premchand, griffier.
w.g. Polak
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Sanchit-Premchand
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 april 2023
691