202205513/1/A2.
Datum uitspraak: 26 april 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats] (Spanje),
tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 23 augustus 2022 in zaken nrs. 22/2111, 22/3354, 22/3356, 22/3357 en 22/3358 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluiten van 9 oktober 2021 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de huurtoeslag over de jaren 2015 tot en met 2019 en de zorgtoeslag over de jaren 2017 tot en met 2019 herzien en vastgesteld op nihil. Ook heeft de dienst de te veel betaalde huur- en zorgtoeslag teruggevorderd.
Bij besluiten van 15 en 19 april 2022 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 23 augustus 2022 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Het proces-verbaal van deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 april 2023, waar de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door [gemachtigden], is verschenen. [appellant] heeft via een videoverbinding deelgenomen aan de zitting.
Overwegingen
Inleiding
1. De Belastingdienst/Toeslagen heeft de huurtoeslag voor [appellant] over 2015 tot en met 2019 en de zorgtoeslag over 2017 tot en met 2019 herzien en op nihil vastgesteld. Daaraan heeft de dienst ten grondslag gelegd dat uit de inkomensgegevens van de inspecteur van de Belastingdienst is gebleken dat [appellant] vermogen in Spanje heeft, dat vermogen boven de vermogensgrens uitkomt en dat hij voordeel uit sparen en beleggen heeft. Ook heeft de dienst de te veel betaalde huur- en zorgtoeslag teruggevorderd.
Oordeel van de rechtbank
2. De rechtbank heeft overwogen dat de Belastingdienst/Toeslagen de huurtoeslag over de jaren 2015 tot en met 2017 en de zorgtoeslag over de jaren 2017 tot en met 2019 terecht heeft herzien en teruggevorderd. De rechtbank heeft daartoe vastgesteld dat er een wijziging is geweest van de inkomensgegevens van [appellant], omdat de inspecteur van de Belastingdienst heeft vastgesteld dat [appellant] vermogen in Spanje heeft. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Belastingdienst/Toeslagen de eerder vastgestelde toeslagen terecht herzien, omdat [appellant] door die gewijzigde inkomensgegevens niet meer in aanmerking kwam voor zorg- en huurtoeslag. Of hij in Spanje al dan niet belasting moet betalen over zijn vermogen maakt dat naar het oordeel van de rechtbank niet anders. Als de beroepsprocedure die loopt tegen de navorderingsaanslagen van de inspecteur leidt tot de vaststelling van een ander inkomen of vermogen dat van invloed is op het recht op zorg- en/of huurtoeslag, dan zal de Belastingdienst/Toeslagen de toeslagen opnieuw vaststellen. De rechtbank heeft ook overwogen dat de Belastingdienst/Toeslagen tot de conclusie heeft kunnen komen dat volledige terugvordering van het te veel betaalde bedrag aan toeslagen niet onevenredig is.
Hoger beroep en beoordeling ervan
3. [appellant] voert aan dat de aangevallen uitspraak onjuist is en gebrekkig is gemotiveerd. Volgens hem heeft de rechter geen interesse getoond in de kern van deze zaak. Hij verwijst naar de procedures over de navorderingsaanslagen die aan hem zijn opgelegd door de inspecteur van de Belastingdienst en legt uit waarom hij het niet eens is met de beslissingen van de inspecteur en de gang van zaken in die procedures. Op de zitting heeft [appellant] toegelicht dat er recent bij de rechtbank Den Haag een zitting is geweest over de navorderingsaanslagen.
3.1. De Afdeling stelt voorop dat de Belastingdienst/Toeslagen een ander bestuursorgaan is dan de inspecteur van de Belastingdienst. De inspecteur stelt de inkomensgegevens vast en daarvan mag de Belastingdienst/Toeslagen in beginsel uitgaan. De rechtbank heeft daarom terecht overwogen dat de Belastingdienst/Toeslagen het door de inspecteur vastgestelde verzamelinkomen en vermogen van [appellant] terecht heeft gevolgd. In de door [appellant] aangevoerde omstandigheden kan geen grond worden gevonden voor een ander oordeel. Zijn betoog is gericht tegen de naar zijn oordeel onterechte en onrechtmatige vaststelling van zijn inkomensgegevens door de inspecteur, maar of dat betoog juist is, komt niet in deze procedure aan de orde en zal de Afdeling dus niet beoordelen. Zoals de Belastingdienst/Toeslagen op de zitting heeft toegelicht, zal de dienst de toeslagen op grond van artikel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen herzien als de rechterlijke procedure(s) die [appellant] voert tegen de navorderingsaanslagen leiden tot een wijziging van de inkomensgegevens en dit gevolgen heeft voor de toeslagen die hier aan de orde zijn. Dit laat onverlet dat de Belastingdienst/Toeslagen ten tijde van de bestreden besluiten mocht uitgaan van het verzamelinkomen en het vermogen zoals die over 2015 tot en met 2019 door de inspecteur van de Belastingdienst zijn vastgesteld.
Het betoog faalt.
Conclusie
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. De Belastingdienst/Toeslagen hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Sanchit-Premchand, griffier.
w.g. Polak
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Sanchit-Premchand
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 april 2023
691