ECLI:NL:RVS:2023:1599
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 25 april 2023 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening en een hoger beroep van een vreemdeling. De vreemdeling had op 10 februari 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk was verklaard. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 23 maart 2023 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.J.J. Flantua, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft op goede gronden geoordeeld en de motivering van de uitspraak wordt door de Afdeling overgenomen. Het hogerberoepschrift bevat geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden, waardoor verdere motivering niet noodzakelijk is. Het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De beslissing van de voorzieningenrechter bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 25 april 2023.