202207408/3/V2.
Datum uitspraak: 24 april 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van [de vreemdeling] om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 20 december 2022 in zaak nr. NL22.16781 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 25 augustus 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 20 december 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Bij uitspraak van 2 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:437, heeft de voorzieningenrechter het verzoek afgewezen. Bij besluit van 22 februari 2023 heeft de staatssecretaris de aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, opnieuw niet in behandeling genomen.
De vreemdeling heeft daartegen bij de rechtbank beroep ingesteld. Het beroep heeft de griffier van de rechtbank ter behandeling aan de Afdeling doorgezonden. Ook heeft de vreemdeling de voorzieningenrechter van de Afdeling verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1. De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat hij niet wordt overgedragen voordat is beslist op het door de staatssecretaris ingestelde hoger beroep en zijn beroep tegen het besluit van 22 februari 2023, dat ingevolge artikel 6:19, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 6:24 van de Awb, bij die beoordeling wordt betrokken, en dat hij opvang en verstrekkingen krijgt.
2. Gelet op wat is aangevoerd, is naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat het besluit van 22 februari 2023 in stand zal blijven. Daarom treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening.
3. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdeling niet wordt overgedragen, totdat op het door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ingestelde hoger beroep en zijn beroep tegen het besluit van 22 februari 2023 is beslist;
II. veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 837,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Lodeweges, griffier.
w.g. Wissels
voorzieningenrechter
w.g. Lodeweges
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 april 2023
625