202301606/3/V1.
Datum uitspraak: 21 april 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van [de vreemdeling] om opheffing van de bij uitspraak van 27 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1207, getroffen voorlopige voorziening (artikel 8:87 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van: de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 6 maart 2023 in zaak nr. NL23.1110 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 12 januari 2023 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 6 maart 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Bij uitspraak van 27 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1207, heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de staatssecretaris geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening op te heffen.
De vreemdeling heeft een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1. De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht de bij de uitspraak van 27 maart 2023 getroffen voorlopige voorziening op te heffen, de staatssecretaris op te dragen binnen vier weken een nieuw besluit op de aanvraag te nemen en te bepalen dat de staatssecretaris aan hem een dwangsom van € 1.000,00 verbeurt voor elke dag waarmee hij die termijn overschrijdt, met een maximum van € 100.000,00.
2. In de uitspraak van 27 maart 2023 heeft de voorzieningenrechter overwogen dat hij gelet op de belangen die de staatssecretaris en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, een voorlopige voorziening treft. Ook na hernieuwd onderzoek komt de voorzieningenrechter tot deze conclusie. In aanvulling daarop overweegt de voorzieningenrechter dat het hoger beroep in het licht van het arrest van het Hof van Justitie van 30 maart 2023, ECLI:EU:C:2023:272, en de ‘circular letter’ van 5 december 2022 over de situatie in Italië, nader onderzoek vergt, waarvoor deze procedure zich niet goed leent. Verder heeft de vreemdeling met de door hem gestelde belangen niet aannemelijk gemaakt dat hij de uitspraak in de bodemzaak niet kan afwachten.
3. Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kuijer, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.S. van den Oosterkamp, griffier.
w.g. Kuijer
voorzieningenrechter
w.g. Van den Oosterkamp
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 april 2023
941