ECLI:NL:RVS:2023:1553

Raad van State

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
20 april 2023
Zaaknummer
202302386/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verblijfsvergunningen voor vreemdelingen

Op 19 april 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin vreemdelingen, mede namens hun minderjarige kinderen, een verzoek om voorlopige voorziening hebben ingediend. Dit verzoek volgde op besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 13 februari 2023, waarin aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling zijn genomen. De rechtbank Den Haag had op 7 april 2023 de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard, waarna de vreemdelingen hoger beroep hebben ingesteld en de voorzieningenrechter hebben verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

De vreemdelingen vroegen de voorzieningenrechter om te bepalen dat zij niet zouden worden overgedragen voordat op het hoger beroep was beslist, en om opvang en verstrekkingen te ontvangen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er een nader onderzoek nodig was naar de argumenten die de vreemdelingen in hoger beroep hadden aangevoerd. Daarom werd besloten om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter bepaalde dat de vreemdelingen niet zouden worden overgedragen totdat er een beslissing op het hoger beroep was genomen.

Daarnaast werd de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdelingen in verband met de behandeling van het verzoek hadden gemaakt, tot een bedrag van € 837,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze uitspraak werd in het openbaar gedaan en is van belang voor de rechtspositie van de betrokken vreemdelingen.

Uitspraak

202302386/2/V2.
Datum uitspraak: 19 april 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[vreemdeling 1], mede namens haar minderjarige kinderen, [vreemdeling 2] en [vreemdeling 3],
verzoekers,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 7 april 2023 in zaken nrs. NL23.4481, NL23.4487 en NL23.4493 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluiten van 13 februari 2023 heeft de staatssecretaris aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 7 april 2023 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld. Ook hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De vreemdelingen hebben de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat zij niet worden overgedragen voordat op het hoger beroep is beslist en dat zij opvang en verstrekkingen krijgen.
2.       Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is een nader onderzoek nodig naar wat de vreemdelingen in hoger beroep hebben aangevoerd. Daarom treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening.
3.       De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdelingen niet worden overgedragen, totdat op het door hen ingestelde hoger beroep is beslist;
II.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdelingen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 837,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. B. Meijer, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Lodeweges, griffier.
w.g. Meijer
voorzieningenrechter
w.g. Lodeweges
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 april 2023
625