ECLI:NL:RVS:2023:1517

Raad van State

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
19 april 2023
Zaaknummer
202301377/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende verblijfsrecht gemeenschapsonderdaan

Op 19 april 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een vreemdelingenrechtelijke zaak. De zaak betreft een vreemdeling die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 14 april 2022 is meegedeeld dat hij geen verblijfsrecht meer heeft als gemeenschapsonderdaan en dat hij Nederland binnen 28 dagen moet verlaten. De vreemdeling heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard op 31 augustus 2022. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag op 8 februari 2023 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de termijn voor vertrek verlengd naar minimaal een maand.

Tegen deze uitspraak hebben zowel de staatssecretaris als de vreemdeling hoger beroep ingesteld. De vreemdeling heeft daarnaast verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat het niet aannemelijk is dat het hoger beroep van de vreemdeling gegrond zal worden verklaard. Gelet op de belangen van beide partijen heeft de voorzieningenrechter besloten om geen voorlopige voorziening te treffen en het verzoek van de vreemdeling af te wijzen.

De uitspraak is gedaan door mr. C.J. Borman, in tegenwoordigheid van mr. S.P.M. Zwinkels als griffier, en is openbaar uitgesproken op 19 april 2023. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202301377/2/V2.
Datum uitspraak: 19 april 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende de hoger beroepen van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en:
[de vreemdeling]
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 8 februari 2023 in zaak nr. NL22.18101 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 14 april 2022 heeft de staatssecretaris vastgesteld dat de vreemdeling geen verblijfsrecht als gemeenschapsonderdaan in Nederland meer heeft en hem opgedragen Nederland binnen 28 dagen te verlaten.
Bij besluit van 31 augustus 2022 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en hem opgedragen Nederland binnen een maand te verlaten.
Bij uitspraak van 8 februari 2023, gerectificeerd op 1 maart 2023, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd voor zover de staatssecretaris daarin heeft bepaald dat de vreemdeling Nederland binnen een maand moet verlaten, in de plaats daarvan een vertrektermijn van minimaal een maand vastgesteld en bepaald dat de vreemdeling uiterlijk over een maand Nederland moet verlaten en dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het besluit.
Tegen deze uitspraak hebben de staatssecretaris en de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.M.V. Bandhoe, advocaat te Zoetermeer, hoger beroep ingesteld. Ook heeft de vreemdeling de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat hij niet wordt uitgezet voordat op het hoger beroep is beslist.
2.       Gelet op wat is aangevoerd, is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat het hoger beroep van de vreemdeling gegrond zal worden verklaard. Gelet op de belangen die de staatssecretaris en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter geen voorlopige voorziening.
3.       Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.P.M. Zwinkels, griffier.
w.g. Borman
voorzieningenrechter
w.g. Zwinkels
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 april 2023
309-596