ECLI:NL:RVS:2023:1496

Raad van State

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
18 april 2023
Zaaknummer
202105124/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.Th. Drop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning wegens gevaar voor openbare orde

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd afgewezen op 4 augustus 2020, omdat de vreemdeling in 2018 was veroordeeld tot een geldboete wegens bedreiging, wat werd aangemerkt als een gevaar voor de openbare orde. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit werd ongegrond verklaard op 23 november 2020. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, op 23 juli 2021 het beroep van de vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag ook ongegrond verklaard.

De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. T.F.W. Kouwenhoven, heeft hoger beroep ingesteld. In het hoger beroep werd betoogd dat de staatssecretaris niet voldoende had gemotiveerd waarom de aanvraag was afgewezen en dat de rechtbank dit niet had onderkend. De Raad van State oordeelde dat de staatssecretaris had moeten beoordelen of het weigeren van de verblijfsvergunning in dit geval onevenredig was, gezien de individuele omstandigheden van de vreemdeling. De Raad van State concludeerde dat de staatssecretaris dit had nagelaten, wat leidde tot een motiveringsgebrek in het besluit op bezwaar.

De Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en het besluit van de staatssecretaris. De staatssecretaris werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 2.511,00 werden vastgesteld. De uitspraak werd openbaar gedaan op 19 april 2023.

Uitspraak

202105124/1/V1.
Datum uitspraak: 19 april 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 23 juli 2021 in zaak nr. 20/8962 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 4 augustus 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 23 november 2020 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 juli 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. T.F.W. Kouwenhoven, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het wettelijk kader en het beleidskader zijn opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
2.       De staatssecretaris heeft de aanvraag van de vreemdeling krachtens artikel 16, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000 afgewezen wegens gevaar voor de openbare orde, omdat de vreemdeling in 2018 wegens bedreiging is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 250,00.
3.       De vreemdeling klaagt in zijn grieven terecht dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de staatssecretaris niet heeft mogen volstaan met een enkele verwijzing naar zijn beleidsregel in paragraaf B1/4.4 van de
Vc 2000, waarin is opgenomen in welke gevallen hij een aanvraag afwijst krachtens artikel 3.77, eerste lid, aanhef onder c, van het Vb 2000. De staatssecretaris had bij het toepassen van zijn door de beleidsregel ingevulde discretionaire bevoegdheid tevens moeten beoordelen en aan de hand van alle door de vreemdeling aangevoerde individuele omstandigheden deugdelijk moeten motiveren of het weigeren van de verblijfsvergunning wegens gevaar voor de openbare orde in dit geval wegens bijzondere omstandigheden niet onevenredig is in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen (artikel 4:84 van de Awb). Dit heeft de staatssecretaris nagelaten. Het besluit op bezwaar lijdt daarom aan een motiveringsgebrek. De rechtbank heeft dit niet onderkend. Daarom slagen de grieven.
4.       Het hoger beroep is al hierom gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Het beroep is gegrond en het besluit van 23 november 2020 wordt vernietigd. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden. Omdat de griffier geen griffierecht heeft geheven, hoeft de staatssecretaris dat niet te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 23 juli 2021 in zaak nr. 20/8962;
III.      verklaart het beroep gegrond;
IV.     vernietigt het besluit van 23 november 2020, V-[…];
V.      veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.511,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, griffier.
w.g. Drop
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Hanrath
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 april 2023
392
BIJLAGE
Awb
Artikel 4:84
Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Vw 2000
Artikel 16
1. Een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 kan worden afgewezen indien:
[…]
d. de vreemdeling een gevaar vormt voor de openbare orde of nationale veiligheid;
[…]
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de toepassing van de gronden, bedoeld in het eerste lid.
[…]
Vb 2000
Artikel 3.77
1. De aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd kan op grond van artikel 16, eerste lid, onder d, van de Wet worden afgewezen wegens gevaar voor de openbare orde, indien:
[…]
c. de vreemdeling terzake van een misdrijf is veroordeeld […] tot een onvoorwaardelijke geldboete, […].
Vc 2000
B1. Regulier algemeen
4. Afwijzingsgronden verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd
4.4 Openbare orde en nationale veiligheid
De IND wijst de aanvraag voor een verblijfsvergunning wegens gevaar voor de openbare orde af als de vreemdeling wegens een misdrijf:
[…]
• is veroordeeld tot:
[…]
• een onvoorwaardelijke geldboete.
[…]