ECLI:NL:RVS:2023:1492
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na niet in behandeling nemen aanvraag verblijfsvergunning
Op 17 april 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vreemdeling die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag op 31 januari 2023 niet in behandeling genomen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Stoetzer-van Esch, heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 27 maart 2023 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de staatssecretaris geen nader onderzoek hoefde te verrichten naar de medische situatie van de vreemdeling voordat deze werd overgedragen. De vreemdeling had niet aannemelijk gemaakt dat er sprake was van psychische klachten die een reëel risico op een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van zijn gezondheidstoestand met zich meebrachten. Dit oordeel werd niet verder gemotiveerd, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 17 april 2023.