ECLI:NL:RVS:2023:1492

Raad van State

Datum uitspraak
17 april 2023
Publicatiedatum
17 april 2023
Zaaknummer
202301938/1/V3 en 202301938/3/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na niet in behandeling nemen aanvraag verblijfsvergunning

Op 17 april 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vreemdeling die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag op 31 januari 2023 niet in behandeling genomen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Stoetzer-van Esch, heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 27 maart 2023 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de staatssecretaris geen nader onderzoek hoefde te verrichten naar de medische situatie van de vreemdeling voordat deze werd overgedragen. De vreemdeling had niet aannemelijk gemaakt dat er sprake was van psychische klachten die een reëel risico op een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van zijn gezondheidstoestand met zich meebrachten. Dit oordeel werd niet verder gemotiveerd, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 17 april 2023.

Uitspraak

202301938/1/V3 en 202301938/3/V3.
Datum uitspraak: 17 april 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 27 maart 2023 in zaak nr. NL23.3348 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 31 januari 2023 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 27 maart 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Stoetzer-van Esch, advocaat te Lent, hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij uitspraak van 29 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1293, heeft de voorzieningenrechter bij ordemaatregel bepaald dat de voorgenomen overdracht op die dag achterwege blijft.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft namelijk terecht overwogen dat de staatssecretaris geen nader onderzoek hoefde te verrichten naar de medische situatie van de vreemdeling alvorens de vreemdeling over te dragen. Zij heeft daarvoor terecht van belang geacht dat de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van psychische klachten, die bij overdracht leiden tot een reëel en bewezen risico op een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van zijn gezondheidstoestand. De vreemdeling heeft dat ook in hoger beroep niet aannemelijk gemaakt.
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.C.W. Lange, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, griffier.
w.g. Lange
voorzieningenrechter
w.g. Schipper
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 april 2023
872