202300301/1/A2.
Datum uitspraak: 12 april 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te [woonplaats],
en
het College van bestuur van de Rijksuniversiteit Groningen (hierna: het college),
verweerder.
Procesverloop
Bij beslissing van 20 september 2022 heeft het college de inschrijving van [appellante] voor de bacheloropleiding Tandheelkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen (hierna: de opleiding) per 21 september 2022 definitief beëindigd dan wel de inschrijving definitief geweigerd.
Bij beslissing van 14 december 2022 heeft het college bepaald dat de in de beslissing van 20 september 2022 genoemde beëindigingsdatum van 21 september 2022 wordt gewijzigd in 1 oktober 2022 en het tegen de beslissing van 20 september 2022 door [appellante] ingestelde administratief beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 maart 2023, waar [appellante] en het college, vertegenwoordigd door mr. drs. A.H.L. Korten en mr. K.S. Suls zijn verschenen. Verder heeft drs. H.J. Lohr, ook als vertegenwoordiger van het college, via een Teams verbinding, aan de zitting deelgenomen.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellante] is vanaf studiejaar 2015-2016 ingeschreven geweest voor de opleiding. Op 1 september 2022 heeft zij zich opnieuw ingeschreven voor het studiejaar 2021-2022. Bij brief van 26 augustus 2022 heeft de prodecaan Onderwijs en Opleiden van het Universitair Medisch Centrum Groningen (hierna: het UMCG) het college geadviseerd om de inschrijving van [appellante] te beëindigen. Het college heeft dat advies opgevolgd.
Wet- en regelgeving
2. In artikel 7.42a, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (hierna: de WHW) staat:
"1. Het instellingsbestuur kan in bijzondere gevallen na advies van de examencommissie, de decaan of een met de decaan vergelijkbaar orgaan binnen de instelling en na zorgvuldige afweging van de betrokken belangen de inschrijving van een student voor een opleiding beëindigen dan wel weigeren, als die student door zijn gedragingen of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door hem gevolgde opleiding hem opleidt, dan wel voor de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening."
3. In het Protocol Iudicum Abeundi van de Nederlandse Federatie van Universitaire Medische Centra (NFU) (hierna: het protocol) staat:
"[…]
Dit Protocol Iudicium Abeundi dient als (procedureel) hulpmiddel bij de advisering c.q. de voorbereiding van de besluitvorming door het college van bestuur met betrekking tot het beëindigen van, of het weigeren van het verzoek tot, inschrijving als student of als extraneus (= iudicium abeundi) binnen de Bachelor- en de Masteropleiding van de faculteiten geneeskunde, tandheelkunde en diergeneeskunde.
[…]
3. Gedragingen van een student die hem/haar ongeschikt maken als toekomstige beroepsbeoefenaar.
[…]
Het IA is voorbehouden aan zeer uitzonderlijke omstandigheden waarbij in de regel sprake is van een ‘gevaarzettingssituatie’, bijvoorbeeld een directe of indirecte ernstige bedreiging van de patiëntveiligheid. […].
[…]."
4. Deze en andere toepasselijke wet- en regelgeving staan in de bijlage bij de uitspraak.
Beslissingen van het college
5. Bij beslissing van 20 september 2022 heeft het college het advies van 26 augustus 2022 van de prodecaan opgevolgd. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat uit informatie over [appellante] volgt dat zij sinds het studiejaar 2017-2018 een patroon van gedragingen en uitlatingen heeft laten zien dat maakt dat zij ongeschikt is voor de uitoefening van het beroep van tandarts en de praktische voorbereiding daarvan. Daarbij heeft het college betrokken dat het voor een tandarts essentieel is om te kunnen luisteren naar patiënten, samen te werken met andere professionals en praktijkondersteuners en bereid te zijn de juistheid van het eigen handelen ter discussie te stellen en in staat te zijn daarop te reflecteren. Ook is het wezenlijk dat een tandarts zich houdt aan protocollen, afspraken nakomt met derden en patiënten en zich in woord en geschrift betamelijk uitdrukt.
6. Bij beslissing van 14 december 2022 heeft het college, onder verwijzing en met overname van het advies van 8 december 2022 van de Geschillenadviescommissie Iudicium Abeundi, de beslissing van 20 september 2022 gehandhaafd. Het college heeft geoordeeld dat het samenstel van de gedragingen van [appellante] de conclusie kan dragen dat sprake is van zeer bijzondere omstandigheden die toepassing van het iudicium abeundi rechtvaardigen.
6.1. Het college heeft de volgende gebeurtenissen vanaf het studiejaar 2018-2019 in aanmerking genomen. Vanuit de opleiding worden meldingen gedaan over [appellante] die zien op haar professionele houding, te laat komen of afwezig zijn, slechte communicatieve vaardigheden en gebrek aan zelfreflectie. De examencommissie heeft daarover een gesprek met haar gevoerd en haar verwezen naar de Signalerings- en Remediëringscommissie (hierna: SRC) voor de ontwikkeling van haar professionele vaardigheden. Daarna heeft [appellante] een traject met een externe coach aangeboden gekregen. Beide trajecten hebben niet geleid tot verbetering van haar gedrag. [appellante] heeft vervolgens vele e-mails gestuurd naar medewerkers binnen en buiten de opleiding en zich frauduleus en storend gedragen tijdens een online tentamen. Verder zijn er meldingen van bedreigende situaties waarbij de hulp van de bewaking nodig was. Dit heeft geleid tot twee officiële waarschuwingen en tot het besluit haar de toegang te ontzeggen tot de gebouwen van de RUG en het UMCG. Ook daarna heeft [appellante] weer vele e-mails aan medewerkers binnen de opleiding gestuurd met ongepaste teksten en op ongepaste toon en was het weer nodig de politie in te schakelen. Vervolgens heeft zij een toegangsverbod van zes maanden gekregen voor het UMCG en een contactverbod voor medewerkers van de opleiding. Tijdens de gesprekken en de hoorzittingen over het voornemen en het advies om het iudicium abeundi toe te passen, heeft [appellante] volhard in haar verwijten en gedragingen.
6.1.1. Het college heeft er op gewezen dat [appellante] wordt opgeleid voor een medisch beroep waarbij patiënten aan haar medische zorg worden toevertrouwd. Gezien de genoemde gebeurtenissen mist [appellante] volgens het college de vaardigheden op het gebied van samenwerken, communicatie en professionaliteit en schendt zij voortdurend de geldende gedrags- en fatsoensregels. [appellante] heeft geen bewijsstukken overgelegd voor haar stelling dat het dossier, de feiten en de gemaakte afspraken niet kloppen. Haar gedragingen en uitingen vormen volgens het college een bedreiging voor anderen, zoals medestudenten, docenten, maar ook voor degenen die op een andere manier deel uitmaken van het onderwijs. Het college is van oordeel dat het gedrag van [appellante] buitenproportioneel is en gekwalificeerd kan worden als intimidatie en agressie en dat dit gedrag in de context van het toekomstige beroep of de toekomstige praktijkoefening laakbaar en ontoelaatbaar is. Dit betekent dat sprake is van een morele ongeschiktheid voor het beroep van tandarts. Zowel uit het dossier als wat op de hoorzitting naar voren is gekomen, is gebleken dat er geen zicht is op duidelijke verbetering ondanks diverse geboden kansen via onder meer remediëring en coaching.
6.2. Het college heeft vervolgens de belangen en verantwoordelijkheid die het college heeft richting de studenten, docenten en anderen die deel uitmaken van het onderwijs en toekomstige patiënten afgewogen tegen de ernstige gevolgen die het beëindigen van de opleiding voor [appellante] met zich brengt. Het college is van oordeel dat het gezien de ernst van de gedragingen geen andere, minder verstrekkende maatregel meer kan opleggen dan definitieve beëindiging van de inschrijving. Daarbij heeft het college mede in aanmerking genomen dat maatregelen getroffen via huisregels en ordemaatregelen niet tot het gewenste effect hebben geleid.
Beroep
7. [appellante] is het niet eens met de beslissing van 14 december 2022. [appellante] heeft haar gronden in hoger beroep en de nadere stukken uitgebreid toegelicht. Zij voert onder meer aan dat de beslissing is gebaseerd op vervalste documenten en zwakke speculaties. Verder is volgens haar sprake van grootschalige institutionele fraude waaraan een aantal specifieke personen van de uitvoerende macht ook medeplichtig is geweest. Zij betoogt dat het college zich tegenover haar schuldig heeft gemaakt aan smaad en laster en strafbare feiten heeft gepleegd.
Beoordeling
Toetsingskader
8. De Afdeling overweegt, in navolging van de uitspraak van het CBHO van 22 februari 2018 in zaaknummer CBHO 2017/133, dat uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 7.42a van de WHW (Kamerstukken II 2008/09, 31 821, nr. 3, blz. 25 e.v.) volgt dat de in deze bepaling neergelegde bevoegdheid zich richt op gevallen waarin personen door hun gedragingen een bedreiging vormen voor anderen, zoals medestudenten, docenten maar ook voor degenen die op een andere manier deel uitmaken van het onderwijs. De situatie zal zich, aldus deze totstandkomingsgeschiedenis, met name voordoen bij de praktijkoefeningen (stages, practica of coschappen) die voorbereiden op de beroepsuitoefening. Van belang is dat het gaat om gedragingen en uitlatingen die in de context van het beroep of de praktijkuitoefening ontoelaatbaar zijn. De Afdeling overweegt verder dat, gelet op de artikel 7.42a van de WHW, het aan het college is om een beoordeling te geven over de ongeschiktheid van een student voor de opleiding in relatie tot de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de gevolgde opleiding opleidt. Bij deze beoordeling, waarbij hij zich ook moet laten adviseren, heeft het college beoordelingsruimte. Hierbij zal het college bovendien een belangenafweging moeten maken.
Ongeschiktheid
9. De Afdeling overweegt dat het college veel concrete voorbeelden heeft gegeven van het gedrag van [appellante]. Die voorbeelden heeft het college grotendeels onderbouwd met stukken. [appellante] is op een paar van die voorbeelden ingegaan. Wat zij daarover heeft aangevoerd, is vooral algemeen van aard, namelijk dat de voorbeelden van het gedrag niet waar zijn en dat de stukken daarover opzettelijk en op frauduleuze wijze in elkaar zijn gezet om te kunnen concluderen dat zij ongeschikt is. Daar waar [appellante] een meer concrete reactie heeft gegeven, heeft het college daarop steeds een concreet weerwoord gegeven. De Afdeling is daarom van oordeel dat het college zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat [appellante] - moreel - ongeschikt is voor de uitoefening van het beroep van tandarts en de praktische voorbereiding daarvan.
Belangenafweging
10. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college het belang van [appellante] bij het vervolgen van de opleiding zorgvuldig afgewogen tegenover de belangen en verantwoordelijkheden die het college heeft richting de studenten, docenten en anderen die deel uitmaken van het onderwijs en toekomstige patiënten. Die belangen heeft het college zwaarder mogen laten wegen. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het college maatregelen heeft getroffen via huisregels en ordemaatregelen en [appellante] begeleiding heeft aangeboden door de SRC en een externe coach en dat dat niet heeft geleid tot een verbetering van haar gedrag.
Conclusie
11. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college op grond van het samenstel van gebeurtenissen en incidenten, het advies van 26 augustus 2022 van de prodecaan en de daaraan ten grondslag gelegde stukken, gebruik mogen maken van zijn in artikel 7.42a, eerste lid, van de WHW neergelegde bevoegdheid.
12. De gronden slagen niet.
Eindoordeel
13. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat [appellante] geen gelijk krijgt.
14. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. J.TH. Drop en mr. H. Benek, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, griffier.
w.g. Polak
voorzitter
w.g. De Vink
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 april 2023
154
BIJLAGE
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Artikel 7.42a
"1. Het instellingsbestuur kan in bijzondere gevallen na advies van de examencommissie, de decaan of een met de decaan vergelijkbaar orgaan binnen de instelling en na zorgvuldige afweging van de betrokken belangen de inschrijving van een student voor een opleiding beëindigen dan wel weigeren, als die student door zijn gedragingen of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door hem gevolgde opleiding hem opleidt, dan wel voor de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening.
[…]."
Onderwijs- en Examenregeling 2022 2023, Bacheloropleiding Tandheelkunde jaar 1 en 2, Faculteit Medische Wetenschappen
Artikel 9.20
"1. In geval van ernstig laakbare gedragingen en/of uitlatingen van een student kan het College van Bestuur in bijzondere gevallen na advies van de examencommissie of van het faculteitsbestuur de inschrijving van een student beëindigen.
2. Het College van Bestuur neemt een beslissing als bedoeld in het eerste lid eerst nadat de betreffende student is gehoord omtrent de voorgenomen beslissing, nadat een zorgvuldige afweging van alle belangen van de student en van de instelling heeft plaatsgevonden en nadat aannemelijk is geworden dat de student door zijn/haar gedragingen en /of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door hem/haar gevolgde studie opleidt, dan wel voor de praktische voorbereiding op die beroepsopleiding. Het faculteitsbestuur, de examencommissie en het College van Bestuur nemen daarbij het Protocol Judicium Abeundi in acht zoals dit door de Nederlandse Federatie van Universitaire Medische Centra op 1 november 2010 is vastgesteld.
3. Het hieromtrent bepaalde in de Regeling Inschrijving en Collegegeld van de RUG is van toepassing.
[…]
Bijlage II: Gedragsregels voor studenten tandheelkunde
"In de gezondheidszorg worden medewerkers geacht hun kennis en vaardigheden in dienst te stellen van alle mensen die hulp nodig hebben en daarom vragen. Daarbij wordt van hen verwacht dat zij zich betamelijk gedragen, geen aanstoot geven in hun gedrag, collega’s en de opleiding niet in diskrediet brengen, de privacy van patiënten respecteren en zich onderwerpen aan de medische geheimhoudingsplicht. Dit alles volgens de normen en waarden die gelden in de medische beroepscultuur. De beoordeling van het professioneel gedrag van studenten tijdens de opleiding speelt zich af tegen deze achtergrond.
[…]
Studenten van de faculteit Medische Wetenschappen hebben toegang tot de ICT-voorzieningen van de Rijks Universiteit Groningen. Deze voorzieningen dienen als communicatiemiddel tussen studenten onderling en tussen de student en de faculteit. Verwacht wordt van de student dat deze voorzieningen voor studie gerelateerde doeleinden worden gebruikt en hierbij de in Nederland gebruikelijke fatsoennormen in acht neemt. […] Overige communicatie van en naar de student verloopt uitsluitend op diens expliciete wens. […]."
Regeling Inschrijving en Collegeld Rijksuniversiteit Groningen studiejaar 2022-2023
Artikel 6 Weigering of beëindiging inschrijving vanwege gebleken ongeschiktheid (judicium abeundi)
"1. Het College van Bestuur kan in bijzondere gevallen de inschrijving van een student weigeren of beëindigen, als die student door zijn gedragingen of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door hem gevolgde opleiding hem opleidt, dan wel voor de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening.
[…]."
Protocol Iudicum Abeundi van de Nederlandse Federatie van Universitaire Medische Centra (NFU)
"[…]
Voorwoord
[…]
Dit Protocol Iudicium Abeundi dient als (procedureel) hulpmiddel bij de advisering c.q. de voorbereiding van de besluitvorming door het college van bestuur met betrekking tot het beëindigen van, of het weigeren van het verzoek tot, inschrijving als student of als extraneus (= iudicium abeundi) binnen de Bachelor- en de Masteropleiding van de faculteiten geneeskunde, tandheelkunde en diergeneeskunde.
[…]
3. Gedragingen van een student die hem/haar ongeschikt maken als toekomstige beroepsbeoefenaar.
[…]
Het IA is voorbehouden aan zeer uitzonderlijke omstandigheden waarbij in de regel sprake is van een ‘gevaarzettingssituatie’, bijvoorbeeld een directe of indirecte ernstige bedreiging van de patiëntveiligheid.
[…]
Bijlage 1 Achtergronden Protocol
[…]
Bespreking kernpunten uit de wet en de memorie van toelichting
Morele ongeschiktheid
[…]
Morele ongeschiktheid ten opzichte van andere personen dan (simulatie)patiënten (zie eerder) is lastiger te definiëren. Morele ongeschiktheid heeft vooral betrekking op gedrag. De kern is dat het gedrag uiteindelijk beoordeeld moet worden met het oog op het functioneren in de praktijk als aanstaand arts (c.q. tandarts, dierenarts). Dit houdt in dat bijvoorbeeld het stalken van een andere student of docent geen IA rechtvaardigt, maar intimiderend en bedreigend optreden naar collega-studenten of docenten of het volstrekt niet samenwerken in een setting waar direct of indirect de patiëntveiligheid in gevaar komt wel. De noodzaak voor een iudicium abeundi op basis van uitlatingen lijkt in de (medische) praktijk niet anders voor te komen dan door bedreigingen en intimidatie. Hierdoor kan op directe of indirecte wijze schade worden berokkend aan patiënten, docenten, medestudenten en anderen. Dit kan betrokkene ongeschikt maken voor de uitoefening van het beroep waartoe de opleiding opleidt [...].
[…]."