ECLI:NL:RVS:2023:136
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het hoger beroep van een vreemdeling tegen de ongewenstverklaring en beëindiging van verblijfsrecht
Op 17 januari 2023 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling in hoger beroep ging tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling was door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 22 januari 2019 ongewenst verklaard en zijn verblijfsrecht als gemeenschapsonderdaan in Nederland was beëindigd. De vreemdeling had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar dit werd op 24 december 2020 ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag verklaarde op 21 november 2022 het beroep van de vreemdeling niet-ontvankelijk voor zover het gericht was tegen de beëindiging van het verblijfsrecht en ongegrond voor zover het gericht was tegen de ongewenstverklaring.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.G.P. de Boon, heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter van de Raad van State heeft het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht en op goede gronden tot haar oordeel is gekomen. De motivering van de rechtbank werd overgenomen, en het hoger beroep werd ongegrond verklaard. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en onderstreept de rechtsgeldigheid van de handelingen van de staatssecretaris.