ECLI:NL:RVS:2023:1310

Raad van State

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
4 april 2023
Zaaknummer
202301834/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake intrekking duurzaam verblijfsrecht gemeenschapsonderdaan

Op 4 april 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 22 februari 2023 het beroep van een vreemdeling gegrond had verklaard. De vreemdeling had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van haar duurzaam verblijfsrecht als gemeenschapsonderdaan, welke door de staatssecretaris op 23 juli 2021 was vastgesteld. De staatssecretaris had in zijn besluit vastgesteld dat de vreemdeling geen verblijfsrecht meer had in Nederland.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de staatssecretaris verzocht om de uitspraak van de rechtbank niet uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep had beslist. Echter, de voorzieningenrechter heeft geen voorlopige voorziening getroffen, omdat de uitvoering van de uitspraak van de rechtbank geen gevolgen heeft die moeilijk ongedaan kunnen worden gemaakt. Bovendien werd vastgesteld dat de uitvoering van de uitspraak geen onevenredige inspanning van de staatssecretaris vergt.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek van de staatssecretaris afgewezen en hem veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 837,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gedaan op 4 april 2023.

Uitspraak

202301834/2/V3.
Datum uitspraak: 4 april 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 22 februari 2023 in zaak nr. NL22.8666 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 23 juli 2021 heeft de staatssecretaris het duurzaam verblijfsrecht als gemeenschapsonderdaan van de vreemdeling ingetrokken en vastgesteld dat zij geen verblijfsrecht als gemeenschapsonderdaan in Nederland meer heeft.
Bij besluit van 29 april 2022 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en vastgesteld dat de vreemdeling nooit een verblijfsrecht als gemeenschapsonderdaan heeft gehad.
Bij uitspraak van 22 februari 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De staatssecretaris verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
2.       Gelet op de belangen die de staatssecretaris en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter geen voorlopige voorziening. De uitspraak van de rechtbank strekt er niet toe dat de staatssecretaris een verblijfsrecht op grond van het EU-recht moet erkennen. Uitvoering van de uitspraak heeft daarom geen gevolgen die moeilijk ongedaan kunnen worden gemaakt. De voorzieningenrechter vindt verder van belang dat uitvoering van de uitspraak van de staatssecretaris geen onevenredige inspanning vergt.
3.       Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        wijst het verzoek af;
II.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 837,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. T.W.A. Weber, griffier.
w.g. Borman
voorzieningenrechter
w.g. Weber
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 april 2023
846