ECLI:NL:RVS:2023:1256

Raad van State

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
202300515/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van tentamenresultaat en administratief beroep door het college van beroep voor de examens van de Vrije Universiteit Amsterdam

In deze zaak heeft de Raad van State uitspraak gedaan over het beroep van [appellant], een student Geneeskunde aan de Vrije Universiteit Amsterdam, tegen de beslissing van het college van beroep voor de examens. De zaak betreft de beoordeling van het tentamen Arts en Patiënt 3, dat door de examinator op 28 juni 2022 met een onvoldoende is beoordeeld. [appellant] heeft op 8 juni 2022 deelgenomen aan de herkansing van dit tentamen en heeft administratief beroep ingesteld tegen de beslissing van de examinator. Het college heeft het beroep ongegrond verklaard op 12 december 2022, waarna [appellant] in beroep is gegaan bij de Raad van State.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 21 maart 2023. [appellant] betoogde dat de informatie voor tentamenvraag 13 niet duidelijk terug te vinden was in de verplichte literatuur, en dat deze vraag daarom niet meegenomen had mogen worden in de beoordeling. Het college stelde echter dat de benodigde informatie wel degelijk beschikbaar was in de literatuur en dat de tentamenvraag voldeed aan de kwaliteitseisen. De Raad van State oordeelde dat [appellant] niet aannemelijk had gemaakt dat er procedurele voorschriften waren geschonden en dat de beoordeling van het tentamen op juiste wijze had plaatsgevonden.

De conclusie van de Raad van State was dat het beroep van [appellant] ongegrond werd verklaard, en dat het college geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, en is openbaar uitgesproken op 29 maart 2023.

Uitspraak

202300515/1/A2.
Datum uitspraak: 29 maart 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Den Haag,
appellant,
en
het college van beroep voor de examens van de Vrije Universiteit Amsterdam (hierna: college),
verweerder.
Procesverloop
Bij beslissing van 28 juni 2022 heeft de examinator het door [appellant] afgelegde tentamen Arts en Patiënt 3 met een onvoldoende beoordeeld.
Bij beslissing van 12 december 2022 heeft het college het daartegen door [appellant] ingestelde administratief beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze beslissing heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 21 maart 2023, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door drs. A.M. van Donk, bijgestaan door mr. drs. A.C. van Dijk, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellant] volgt de studie Geneeskunde aan de Vrije Universiteit Amsterdam. [appellant] heeft op 8 juni 2022 deelgenomen aan de herkansing van het tentamen Arts en Patiënt 3. Op 28 juni 2022 heeft de examinator aan [appellant] meegedeeld dat hij een onvoldoende heeft behaald voor het tentamen. [appellant] heeft administratief beroep ingesteld tegen die beslissing.
2.       Het college heeft dat beroep bij de beslissing van 12 december 2022 ongegrond verklaard. Het college heeft zich daarin op het standpunt gesteld dat [appellant] niet betwist dat de informatie die benodigd was voor tentamenvraag 13 te vinden was in de literatuur, de colleges en daarbij behorende slides en de oefententamens. Het feit dat [appellant] het antwoord op tentamenvraag 13 niet heeft kunnen vinden in de literatuur impliceert niet dat de vraag niet gesteld had mogen worden. Het college wijst er verder op dat de examencommissie het toetsverslag van het tentamen heeft bestudeerd en dat daaruit blijkt dat het tentamen voldoet aan de kwaliteitseisen. Het college concludeert daarom dat de uitslag van het tentamen op een juiste wijze tot stand is gekomen.
Wettelijk kader
3.       Artikel 8:4, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) luidt:
‘’Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit:
[…]
b. inhoudende een beoordeling van het kennen of kunnen van een kandidaat of leerling die ter zake is geëxamineerd of op enigerlei andere wijze is getoetst, dan wel inhoudende de vaststelling van opgaven, beoordelingsnormen of nadere regels voor die examinering of toetsing,
[…]’’
Beroep
4.       [appellant] is het niet eens met de beslissing van het college en komt daartegen in beroep. [appellant] betoogt dat het college ten onrechte heeft overwogen dat hij niet betwist dat de informatie die benodigd was voor tentamenvraag 13 te vinden was in de literatuur, de colleges en daarbij behorende slides en de oefententamens. [appellant] wijst erop dat oefententamens niet behoren tot de verplichte literatuur en dat colleges facultatief zijn. De informatie die benodigd was voor de beantwoording van tentamenvraag 13 is niet duidelijk terug te vinden in de verplichte literatuur. Volgens [appellant] kan deze tentamenvraag daarom niet meegenomen worden in de beoordeling en moet de tentamenvraag komen te vervallen. Het college heeft dit volgens [appellant] niet onderkend.
4.1.    Ingevolge artikel 8:4, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb kan geen beroep worden ingesteld tegen een besluit, inhoudende een beoordeling van het kennen en kunnen van een kandidaat of leerling die ter zake is geëxamineerd of op enigerlei andere wijze is getoetst, dan wel inhoudende de vaststelling van opgaven, beoordelingsnormen of nadere regels voor die examinering of toetsing. Deze bepaling staat eraan in de weg dat door het instellen van beroep tegen een beslissing van een college een oordeel van de bestuursrechter wordt verkregen over een beslissing die als zodanig van bestuursrechtelijke rechtsbescherming is uitgezonderd. Dit betekent dat de Afdeling slechts kan onderzoeken of het college terecht de vaststelling van het cijfer in stand heeft gelaten voor zover bij de beoordeling is voldaan aan de voorschriften van procedurele aard die bij of krachtens de Awb, de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek of enig andere wet in formele zin zijn gesteld.
4.2.    Hoewel [appellant] helder heeft verwoord waarom hij vindt dat tentamenvraag 13 niet kan worden betrokken in de beoordeling van het tentamen, heeft hij naar het oordeel van de Afdeling niet aannemelijk gemaakt dat er voorschriften van procedurele aard zijn geschonden. Het standpunt dat de benodigde informatie voor tentamenvraag 13 niet is terug te vinden in de literatuur is daartoe onvoldoende. De Afdeling betrekt daarbij dat uit het toetsverslag blijkt dat het tentamen voldeed aan de kwaliteitseisen. Ook staat hierin dat vraag 13 een moeilijke kennisvraag betreft die met name goed is te beantwoorden indien de literatuur goed is bestudeerd. De examencommissie heeft verder aangegeven dat de benodigde informatie was terug te vinden in de leerstof, dat er binnen de gestelde termijn van drie werkdagen geen commentaar op tentamenvraag 13 is gekomen, dat tentamenvraag 13 een moeilijke kennisvraag was die alleen met goed begrip van de leerstof was te beantwoorden en dat de vraag vooral goed is beantwoord door studenten die het tentamen als geheel goed hebben gemaakt. De Afdeling sluit niet uit dat vraag 13 makkelijker zou zijn geweest te beantwoorden na kennisneming van de niet verplichte colleges en daarbij behorende slides en de oefententamens, maar dat neemt niet weg dat, zoals volgt uit wat hiervoor is overwogen, kennisneming van de leerstof voldoende was om vraag 13 te kunnen beantwoorden.
4.3.    Het betoog slaagt niet.
Conclusie
5.       Het beroep is ongegrond.
6.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. van Dokkum, griffier.
w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Dokkum
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 maart 2023
480-1022