202300059/1/A2.
Datum uitspraak: 5 april 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellante,
en
het college van beroep voor de examens van de Open Universiteit (hierna: het college),
verweerder.
Procesverloop
Bij beslissing van 19 februari 2022 heeft de Commissie voor de examens (hierna: de examencommissie) aan [appellant] het cijfer 5,5 toegekend voor de schrijfopdracht van de cursus Bachelor essay publiekrecht (RB2502).
Bij beslissing van 14 september 2022 heeft het college het daartegen door [appellant] ingestelde administratief beroep ongegrond verklaard.
[appellant] heeft beroep ingesteld bij het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs (hierna: CBHO). Het CBHO, dat op 1 januari 2023 is opgehouden te bestaan, heeft dit beroep overgedragen aan de Afdeling.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 maart 2023, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door S.E.M. van der Westen LLB en mr. A.L.H. Koopman, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. Bij de beslissing van 19 februari 2022 heeft de examencommissie [appellant] meegedeeld dat zij op 6 februari 2022 in voldoende mate heeft voldaan aan de vereisten die worden gesteld aan de schrijfopdracht van de cursus Bachelor essay publiekrecht (hierna: het essay). [appellant] heeft hiervoor het cijfer 5,5 gekregen. [appellant] is het niet eens met de beoordeling.
Wettelijk kader
2. Artikel 7.61 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (hierna: WHW) luidt:
[…]
3. Alvorens het beroep in behandeling te nemen zendt het college van beroep het beroepschrift aan het orgaan waartegen het beroep is gericht, met uitnodiging om in overleg met betrokkenen na te gaan of een minnelijke schikking van het geschil mogelijk is, wat de openbare instellingen betreft in afwijking van afdeling 7.3 van de Algemene wet bestuursrecht. Ingeval het beroep is gericht tegen een beslissing van een examinator, geschiedt de in de voorgaande volzin bedoelde toezending aan de desbetreffende examencommissie. Indien de examinator tegen wie het beroep is gericht, lid is van de examencommissie, neemt hij geen deel aan de beraadslaging. Het desbetreffende orgaan deelt binnen drie weken aan het college van beroep, onder overlegging van de daarop betrekking hebbende stukken, mede tot welke uitkomst het beraad heeft geleid. Is een minnelijke schikking niet mogelijk gebleken, dan wordt het beroepschrift door het college in behandeling genomen.
[…]
Beroepsgronden en bespreking van de gronden
3. [appellant] betoogt dat zij het essay op de voorgeschreven wijze, namelijk in een .doc(x)-format, heeft ingeleverd in de digitale leeromgeving en dat zij het essay in een andere opmaak heeft teruggekregen van de beoordelaar. Alle verwijsnummers uit de tekst waren na de beoordeling van het essay verdubbeld (1 werd 11 en 11 werd 1111 enz.), waardoor de bronvermelding onduidelijk was geworden. Volgens [appellant] is dit niet aan haar te wijten en heeft zij onterecht kritiek gehad op de verkeerde verwijsnummers en bronvermelding. Volgens [appellant] is het college in de beslissing van 14 september 2022 ten onrechte voorbij gegaan aan deze grond en is daarmee het motiveringsbeginsel geschonden. Ook betoogt [appellant] dat sprake is van schending van het zorgvuldigheidsbeginsel.
3.1. Het college heeft aangegeven dat men het originele ingediende essay heeft achterhaald en dat is gebleken dat het document dat [appellant] heeft ingeleverd in orde was. De Afdeling overweegt dat het op de weg van het college lag om het ingediende essay eerder te achterhalen, zodat eerder kon worden vastgesteld dat de foute nummering niet aan [appellant] te wijten is. Het college heeft echter uitgelegd dat deze fout [appellant] niet is aangerekend en dat het deelcijfer ‘5’ nog steeds van toepassing is op het onderdeel ‘brongebruik’. Het college heeft aan dit standpunt ten grondslag gelegd dat [appellant] verouderde bronnen heeft gebruikt, dat in de literatuurlijst kamerstukken en jurisprudentie worden vermeld en dat de wijze van verwijzen niet juist is. Daarmee heeft het college in voldoende mate gemotiveerd dat het cijfer voor het onderdeel ‘brongebruik’ tot stand is gekomen zonder dat [appellant] de geconstateerde fout is aangerekend. Het college heeft ook aangegeven dat de feedback over het brongebruik eigenlijk had moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van het essay, maar dat vooruitlopend op de herziening van de beoordelingscriteria het essay van [appellant] wel inhoudelijk werd beoordeeld.
Het betoog slaagt niet.
4. [appellant] betoogt verder dat op grond van artikel 7.61, derde lid, van de WHW moet worden onderzocht of een minnelijke schikking mogelijk is, maar dat dit in haar geval niet is gebeurd. [appellant] geeft hierbij aan dat er op haar verzoek op 28 juni 2022 een telefoongesprek heeft plaatsgevonden tussen haar en de examinator, maar dat de examinator haar geen informatie kon geven over de inhoudelijke beoordeling van het essay. Volgens [appellant] is tijdens dit gesprek niet gesproken over een minnelijke schikking.
4.1. Het college heeft zich op het standpunt mogen stellen dat de e-mail van 13 juni 2022 van de examinator, het telefonisch contact op 28 juni 2022 en de schriftelijke onderbouwing van 6 juli 2022 getuigen van de bereidheid van de examinator en de beoordelaar om te onderzoeken of een minnelijke schikking kon worden aangeboden. Het telefonisch contact op 28 juni 2022 ging over de procedure van de beoordeling. Dat de inhoudelijke beoordeling van het essay bij dit gesprek niet is besproken, maakt niet dat dit gesprek niet kan worden gekwalificeerd als een op een minnelijke schikking gericht gesprek. Bij het onderzoek of een minnelijke schikking mogelijk was, kon het hoe dan ook niet over de inhoudelijke beoordeling van het essay gaan. Het college heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat het daadwerkelijk aanbieden van een minnelijke schikking ingevolge artikel 7.61, derde lid, van de WHW geen vereiste is.
Het betoog slaagt niet.
5. [appellant] betoogt verder dat de beoordeling van het essay niet duidelijk is, omdat zij onvoldoende kan nagaan hoe de beoordeling in haar geval tot stand is gekomen. Volgens [appellant] ontbreekt een beoordelingsformulier. Volgens haar heeft het college niet goed onderzocht en beoordeeld of het cijfer op basis van de beoordelingscriteria tot stand is gekomen en heeft het college de beslissing van 14 september 2022 ook op dit punt ondeugdelijk gemotiveerd.
5.1. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat de examencommissie de taak heeft richtlijnen vast te stellen om de uitslag van tentamens en examens te beoordelen. Met inachtneming van artikel 4.7 van de ‘Onderwijs- en examenregeling 2021-2022 wo-bacheloropleidingen’ heeft de examencommissie hier uitvoering aan gegeven in artikel 2.1.1, vijfde lid, van het Examenreglement. Conform dit artikel dient de examinator zorg te dragen voor het plaatsen van informatie op de cursussite in de digitale leeromgeving over de beoordeling van het tentamen. De Afdeling merkt op dat niet in een oogopslag duidelijk is hoe de beoordeling van het essay van [appellant] tot stand is gekomen, maar dat [appellant] dit wel in voldoende mate na kon gaan. Uit de opmerkingen die de beoordelaar in de kantlijn bij het essay heeft opgenomen, blijkt dat het essay per onderdeel is beoordeeld. Hierbij is duidelijk gemaakt op welk onderdeel de betreffende opmerking ziet. Het college heeft zich daarom op het standpunt mogen stellen dat er geen concreet aanknopingspunt is voor het oordeel dat de beoordeling op onzorgvuldige wijze is verricht.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond.
7. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. G.T.J.M. Jurgens, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. van Zanten, griffier.
w.g. Jurgens
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Zanten
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 april 2023
97-1033