ECLI:NL:RVS:2023:1194
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank Den Haag had op 9 september 2022 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid opgedragen om binnen zestien weken na de uitspraak een besluit te nemen. De staatssecretaris heeft op 20 oktober 2022 de aanvraag van de vreemdeling ingewilligd.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 27 maart 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep. De Afdeling oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden.
De staatssecretaris is volledig tegemoetgekomen aan de aanvraag van de vreemdeling, en zij heeft niet aangegeven dat zij zich niet kan verenigen met het besluit van 20 oktober 2022. Hierdoor is er geen beroep van rechtswege ontstaan waarop de Afdeling nog moet beslissen. De uitspraak van de rechtbank blijft dus in stand, en de vreemdeling heeft haar doel bereikt met de toewijzing van haar aanvraag.