ECLI:NL:RVS:2023:1193
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de vreemdeling beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank Den Haag heeft op 6 oktober 2022 het beroep gegrond verklaard en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid opgedragen om binnen zestien weken na de uitspraak een besluit te nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,00 per dag opgelegd, tot een maximum van € 7.500,00, voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden.
De staatssecretaris heeft op 25 november 2022 de aanvraag van de vreemdeling ingewilligd. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank, vertegenwoordigd door mr. M. Krikke, advocaat te Bussum. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 24 maart 2023 geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden.
De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en stelt vast dat de staatssecretaris volledig aan de aanvraag van de vreemdeling tegemoet is gekomen. De vreemdeling heeft aangegeven zich met het besluit van de staatssecretaris te verenigen, waardoor er geen beroep van rechtswege is ontstaan waarop de Afdeling nog moet beslissen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 24 maart 2023.