ECLI:NL:RVS:2023:1190
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, die op 28 oktober 2022 het beroep gegrond verklaarde tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank had de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid opgedragen om binnen zestien weken na de uitspraak een besluit te nemen en een dwangsom van € 100,00 per dag opgelegd tot een maximum van € 7.500,00 voor het overschrijden van deze termijn.
De staatssecretaris heeft op 27 januari 2023 de aanvraag van de vreemdeling ingewilligd. In het hoger beroep werd door de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. W. Volkers, aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft echter geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden.
De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. Aangezien de staatssecretaris volledig aan de aanvraag van de vreemdeling tegemoet is gekomen en de vreemdeling niet heeft aangegeven dat hij zich niet met dit besluit kan verenigen, is er geen beroep van rechtswege ontstaan waarop de Afdeling nog moet beslissen. De uitspraak is gedaan op 27 maart 2023.