ECLI:NL:RVS:2023:1178

Raad van State

Datum uitspraak
24 maart 2023
Publicatiedatum
24 maart 2023
Zaaknummer
202207237/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel

In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 22 november 2022. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard, omdat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig een besluit had genomen op de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank had de staatssecretaris opgedragen om binnen zestien weken een besluit te nemen, maar had nagelaten een dwangsom te verbinden aan deze uitspraak voor elke dag dat de staatssecretaris in gebreke blijft.

De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.S. Sewman, heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte geen dwangsom heeft opgelegd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft deze grief gegrond verklaard. De Afdeling oordeelt dat de rechtbank, gelet op artikel 8:55d, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, verplicht was om een dwangsom te verbinden aan haar uitspraak, aangezien het beroep gegrond was verklaard en er nog geen besluit was genomen.

De Raad van State heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd voor zover deze geen dwangsom heeft opgelegd en heeft bepaald dat de staatssecretaris een dwangsom verbeurt van € 100,00 per dag, met een maximum van € 7.500,00. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 418,50 zijn vastgesteld. De uitspraak is gedaan op 24 maart 2023.

Uitspraak

202207237/1/V3.
Datum uitspraak: 24 maart 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 22 november 2022 in zaak nr. NL22.11924 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
De vreemdeling heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een aanvraag om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen.
Bij uitspraak van 22 november 2022 heeft de rechtbank het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit gegrond verklaard, het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen binnen zestien weken een besluit op de aanvraag te nemen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.S. Sewman, advocaat te Lemmer, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       De vreemdeling klaagt in zijn enige grief terecht dat de rechtbank in haar uitspraak ten onrechte geen rechterlijke dwangsom heeft verbonden aan iedere dag dat de staatssecretaris in gebreke blijft die uitspraak na te leven. Gelet op artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb moet de rechtbank dit namelijk wel doen als zij het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit gegrond verklaart en er nog geen besluit is bekendgemaakt. De Afdeling wijst in dit kader op haar uitspraak van 30 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3353, onder 5.5.
De grief slaagt.
2.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd voor zover de rechtbank heeft nagelaten een dwangsom te verbinden aan haar uitspraak voor iedere dag dat de staatssecretaris in gebreke blijft die uitspraak na te leven. De staatssecretaris moet de door de vreemdeling in hoger beroep gemaakte proceskosten vergoeden. Omdat het hoger beroep uitsluitend is gericht tegen de overweging van de rechtbank over de dwangsom wegens het niet tijdig nemen van een besluit, en van eenvoudige aard is, merkt de Afdeling de zaak als "licht" aan en past zij wegingsfactor 0,5 toe.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 22 november 2022 in zaak nr. NL22.11924, voor zover de rechtbank heeft nagelaten een dwangsom te verbinden aan haar uitspraak voor iedere dag dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke blijft de uitspraak na te leven;
III.      bepaalt dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan de vreemdeling een dwangsom verbeurt van € 100,00 voor elke dag waarmee hij de in de uitspraak van de rechtbank genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,00;
IV.      veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 418,50, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier.
w.g. De Moor-van Vugt
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Vos
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 maart 2023
644-1017