ECLI:NL:RVS:2023:1095
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- C.J. Borman
- A.J.C. de Moor-van Vugt
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een vrijheidsontnemende maatregel die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is opgelegd. De vreemdeling had op 27 september 2022 bij aankomst in Nederland een asielaanvraag ingediend. Op dezelfde dag werd de vreemdeling een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd op basis van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Deze maatregel werd op 16 november 2022 opgeheven, omdat het beroep tegen de afwijzing van de asielaanvraag ongegrond was verklaard. Echter, op diezelfde dag werd er opnieuw een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd, ditmaal op basis van artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vw 2000.
De vreemdeling heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 13 januari 2023 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaarde en schadevergoeding toekende. In het hoger beroep betoogde de vreemdeling dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat er een definitieve beslissing was genomen op de asielaanvraag, omdat in het dictum van de uitspraak van 15 november 2022 niet expliciet stond dat het beroep ongegrond was verklaard. De Raad van State oordeelde echter dat, hoewel het dictum niet expliciet was, de overwegingen in de uitspraak duidelijk maakten dat het beroep ongegrond was verklaard. De rectificatie van 21 november 2021, waarin dit alsnog werd vermeld, was slechts een herstel van een kennelijke onjuistheid en leidde niet tot een nieuwe uitspraak.
De Raad van State concludeerde dat de overige grieven van de vreemdeling niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank leidden, omdat deze geen vragen bevatten die relevant waren voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.