ECLI:NL:RVS:2023:1077
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd op 13 december 2021 afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.I.T. Sopacua, heeft tegen deze afwijzing beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond. De rechtbank verklaarde het beroep op 10 januari 2022 ongegrond.
Na de uitspraak van de rechtbank heeft de staatssecretaris op 28 januari 2022 het eerdere besluit van 13 december 2021 ingetrokken en op 12 september 2022 de aanvraag van de vreemdeling alsnog ingewilligd. Hierdoor heeft de vreemdeling het doel van zijn procedure bereikt, en kan hij met het hoger beroep niet meer of iets anders bereiken. De Raad van State oordeelt dat de vreemdeling geen belang meer heeft bij de beoordeling van het hoger beroep, waardoor het hoger beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard.
De Raad van State heeft ook overwogen of de staatssecretaris tot vergoeding van de proceskosten moet worden veroordeeld. Aangezien de staatssecretaris de vreemdeling met zijn besluit van 12 september 2022 tegemoet is gekomen, is hij verplicht om de proceskosten te vergoeden. De Raad van State heeft de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten tot een bedrag van € 837,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, griffier.