202200768/2/R3.
Datum uitspraak: 6 april 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker A] en [verzoeker B], beiden wonend te Hellevoetsluis,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Hellevoetsluis,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 9 december 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Rijksstraatweg 247" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoekers] beroep ingesteld.
[verzoekers] hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op de zitting behandeld van 15 maart 2022, waar onder meer [verzoekers], van wie [verzoeker A] in persoon, bijgestaan door mr. B.J. Meruma, advocaat te Amsterdam, en de raad, vertegenwoordigd door mr. M. Douma, mr. S. Yavuzyiğitoğlu en L. Provily, zijn verschenen. Voorts is op de zitting Novaform Vastgoedontwikkelaars B.V, vertegenwoordigd door mr. R.J.H. Minkhorst, advocaat te Nijmegen, en ir. M.H.T. Betlem, als partij gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan maakt de herontwikkeling mogelijk van een bestaand bedrijfsperceel aan de Rijksstraatweg 247 aan de noordzijde van de kern Nieuwenhoorn in de gemeente Hellevoetsluis tot een nieuw woonerf met 20 grondgebonden woningen. Het woonerf komt achter het bestaande dijklint van de Rijksstraatweg, zo staat in de plantoelichting. In de plantoelichting staat verder dat deze locatie door de gemeente is opgenomen in de 'Visie op Verbeterlocaties'. Met de sloop van de bedrijfsbebouwing (een voormalig garagebedrijf) en de opheffing van de bedrijfsfunctie zorgt de ontwikkeling voor een verbetering van de woon- en leefkwaliteit in de directe omgeving van de Rijksstraatweg, aldus de plantoelichting.
3. [verzoekers] zijn het niet eens met het plan. Zij wonen aan de [locatie 1] onderscheidenlijk [locatie 2] te Nieuwenhoorn. Het pand van [verzoeker A] is een gemeentelijk monument. Hun woningen staan op de dijk in de onmiddellijke nabijheid van het plangebied.
Novaform Vastgoedontwikkelaars is de initiatiefnemer van het plan. Op de zitting is gebleken dat alle woningen inmiddels zijn verkocht.
Spoedeisend belang
4. [verzoekers] verzoeken om schorsing van het plan om onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding daarvan te voorkomen, omdat er een aanvraag om omgevingsvergunning is ingediend voor de bouw van de 20 woningen. Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat sprake is van een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening. Dit wordt door partijen ook niet bestreden.
Inhoudelijk
5. [verzoekers] betogen dat de zogenoemde "laddertoets" niet goed is doorlopen. Zij voeren daartoe aan dat niet inzichtelijk is gemaakt dat er behoefte bestaat aan de in het plan voorziene woningen. Zij wijzen daarbij op verschillende woningbouwprojecten in de gemeente, waaronder de nieuwbouw van 10 woningen in de kern van Nieuwenhoorn. Volgens hen kan daarmee al aan de regionale woningbouwverplichting worden voldaan. Ook voeren zij aan dat niet inzichtelijk is gemaakt dat er geen alternatieve locaties voor de voorziene woningen binnen bestaand stedelijk gebied beschikbaar zijn.
5.1. In paragraaf 3.1 van de plantoelichting is ingegaan op de ladder van duurzame verstedelijking. Daarbij is verwezen naar het rapport van Rho, adviseurs voor leefruimte "Onderbouwing behoefte en locatiekeuze", dat als bijlage 3 bij de plantoelichting is gevoegd (hierna: Rho-rapport). In het Rho-rapport is aandacht besteed aan de behoefte aan de voorziene woningen met als conclusie dat deze woningbouwlocatie deel uitmaakt van het geactualiseerde en regionaal afgestemde woningbouwprogramma van de gemeente. In dit rapport staat ook beschreven dat is getoetst aan het provinciaal beleid op dit punt. De raad heeft nader toegelicht dat de woningbouw op deze locatie deels buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt, omdat op deze manier een bestaand bedrijfsperceel kan worden gesaneerd, waarmee volgens de raad een zorgvuldig ruimtegebruik als bedoeld in de ladder wordt gediend. De voorzieningenrechter ziet in het betoog van [verzoekers] geen aanleiding om te oordelen dat in de bodemprocedure geoordeeld zal worden dat het plan met de onderliggende stukken op het punt van de laddertoets niet voldoende is onderbouwd.
6. [verzoekers] voeren verder aan dat met het plan volgens hen de cultuurhistorisch waardevolle dijk met lintbebouwing en het gemeentelijk monument aan de [locatie 1] op onaanvaardbare wijze wordt doorbroken. De mogelijk gemaakte bouwhoogte van de voorziene woningen is niet afgestemd op de bouwhoogte van de woningen in de omgeving. Ook voldoet het plan volgens hen niet aan de ruimtelijke kwaliteitseisen die artikel 6.9 van de Omgevingsverordening Zuid Holland stelt aan een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling. Onvoldoende is volgens hen rekening gehouden met de relevante richtpunten van de provinciale kwaliteitskaart als bedoeld in dit artikel. De te behalen kwaliteitsverbetering is volgens hen niet groot genoeg om dit plan in overeenstemming met de Omgevingsverordening te achten. De begrenzing van de geldende bedrijfsbestemming wordt namelijk niet gevolgd, maar buiten die begrenzing wordt een nieuwe bouwmassa toegevoegd aan het buitengebied. Er had dan ook een ontheffing van de Omgevingsverordening bij de provincie moeten worden aangevraagd, aldus [verzoekers].
6.1. In de plantoelichting is aandacht besteed aan de cultuurhistorisch waardevolle dijk. Door de ontwikkeling ruimtelijk "los" te houden van de dijk, de groene omranding van het (oorlogs) monument aan te vullen en de bouwhoogte af te stemmen op bestaande benedendijkse bebouwing wordt zorgvuldig omgegaan met de cultuurhistorische kwaliteiten, aldus de plantoelichting. Ook is ingegaan op de provinciale Omgevingsverordening Zuid-Holland waarbij is verwezen naar het hiervoor genoemde Rho-rapport. In dit rapport staat beschreven hoe de toetsing van het plan aan de bestaande gebiedsidentiteit, als bedoeld in artikel 6.9 van de Omgevingsverordening Zuid-Holland, heeft plaatsgevonden. De in dit artikel bedoelde kwaliteitskaart met de relevante richtpunten is de kaart bij de provinciale Omgevingsvisie die is opgebouwd uit verschillende lagen. Wat de in dit geval van toepassing zijnde laag ‘cultuur- en natuurlandschappen’ betreft is volgens het Rho-rapport van belang geacht dat de nieuwe ontwikkeling is vormgegeven als een groene kamer, wat vanuit het omringende open landschap een herkenbaar beeld oplevert, vergelijkbaar met de groen omrande agrarische bedrijven en de forten in het gebied. De begrenzing van de ontwikkeling is gebaseerd op de bestaande kavelstructuur en bestaande watergangen en sluit aan op een bestaand kavelpad en de naastgelegen groene kamer. Tussen de twee kamers blijft de zichtlijn over de oorspronkelijke polderroute in stand. Deze blijft ook -net als nu- deels toegankelijk. Door de ontwikkeling los te houden van het dijklint wordt het karakter van het lint versterkt: ‘linten blijven linten’, zeker ten opzichte van de huidige situatie. Ook van toepassing is de laag ‘stedelijke occupatie’. Het plangebied valt binnen de dorps- en stadsrand. De stads- en dorpsrand is de zone op de grens van bebouwd gebied en het landschap. Het is het deel van stad of dorp met potentie voor een hoogwaardig en geliefd woonmilieu, doordat hier de genoegens van stedelijk en buiten wonen bij elkaar komen; de nabijheid van voorzieningen gecombineerd met het vrije zicht en het directe contact met het buitengebied. In het voorgestelde plan is sprake van het realiseren van een (deels) nieuw groen omrand wooncluster in de dorpsrand. Er is sprake van contrast tussen de open polder en de groene rand, vergelijkbaar met singels langs agrarische erven en deels ook vergelijkbaar met het beeld van de forten. De groene randen volgen de huidige kavelgrenzen en sluiten aan op de groene rand rond het naastgelegen perceel. Beide percelen worden gescheiden door een restant van een oorspronkelijke polderroute naar Nieuwenhoorn, die als zichtlijn behouden blijft en deels toegankelijk is. Samenvattend past het plan binnen het door de provincie benoemde principe van aanpassing, omdat het perceel binnen de indicatieve aanduiding ‘stads- en dorpsrand’ ligt, maar ook kan vanwege de opgave en invulling worden uitgegaan van het door de provincie benoemde principe van transformatie. De opzet van de nieuwe bebouwing past qua karakter (aard) binnen de identiteit van het grotere gebied, van een zeekleipolder en als locatie gelegen tegen de dorpsrand nabij/achter het lint. De schaal (functie) wordt deels aangepast van bedrijf/agrarisch naar wonen, zo staat in het Rho-rapport.
6.2. In wat [verzoekers] hebben aangevoerd ziet de voorzieningenrechter voorshands, gelet op de inhoud van onder meer het hiervoor weergegeven Rho-rapport, geen aanleiding om te twijfelen aan de deugdelijkheid van de onderbouwing van de ruimtelijke kwaliteit van het plan, overeenkomstig de kwaliteitseisen zoals deze uit de Omgevingsverordening voor dit gebied voortvloeien. De voorzieningenrechter neemt daarbij onder meer in aanmerking dat de gekozen bouwhoogte is afgestemd op de bouwhoogte van de omringende bebouwing, waaronder de woningen op de hoger gelegen dijk. Daarbij is mede van belang dat in het plan is voorgeschreven dat de bouwhoogte van de woningen in de richting van de agrarische percelen afneemt. [verzoekers] hebben niet aannemelijk gemaakt dat bij de vaststelling van het plan onvoldoende rekening is gehouden met cultuurhistorische waarden van de dijk.
Conclusie
7. Gelet op het vorenstaande komt het verzoek van [verzoekers] niet voor inwilliging in aanmerking en wordt dit verzoek afgewezen.
8. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Alderlieste, griffier.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Uitgesproken in het openbaar op 6 april 2022
590