ECLI:NL:RVS:2022:981
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verblijfsvergunning
Op 1 april 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling verzocht om een voorlopige voorziening. De vreemdeling had eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, welke op 25 mei 2020 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, verklaarde op 4 maart 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft de aanvraag van de vreemdeling beoordeeld en besloten dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de proceskosten van de vreemdeling moet vergoeden, die in dit geval € 759,00 bedragen, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze uitspraak is gedaan met toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, en is openbaar uitgesproken op 1 april 2022.