ECLI:NL:RVS:2022:98
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen besluiten staatssecretaris Justitie en Veiligheid inzake inreisverbod en bewaring
Op 14 januari 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 10 november 2021 de vreemdeling opgedragen de Europese Unie onmiddellijk te verlaten, een inreisverbod tegen hem uitgevaardigd en hem in bewaring gesteld. De rechtbank Den Haag had op 3 december 2021 de beroepen van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H. Halfers, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Raad van State heeft vastgesteld dat het hogerberoepschrift voor de zaak met nummer NL21.17829 (bewaring) niet tijdig is ingediend, aangezien de termijn voor het instellen van hoger beroep op 10 december 2021 eindigde. De vreemdeling heeft geen redenen aangevoerd om het hoger beroep toch in behandeling te nemen, waardoor het hoger beroep in deze zaak niet-ontvankelijk is verklaard.
Wat betreft de zaak met nummer NL21.17872 (terugkeerbesluit en inreisverbod) heeft de Raad van State geoordeeld dat de argumenten in het hogerberoepschrift niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Raad heeft geconcludeerd dat de vragen in het hogerberoepschrift niet van belang zijn voor de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming. Het hoger beroep in deze zaak is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.