ECLI:NL:RVS:2022:915
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in hoger beroep betreffende weigering Verklaring omtrent gedrag
In deze zaak heeft de minister voor Rechtsbescherming geweigerd om [wederpartij] een Verklaring omtrent gedrag (VOG) te verlenen. Deze weigering is in bezwaar gehandhaafd. De voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland heeft op 23 maart 2022 het beroep van [wederpartij] gegrond verklaard en bepaald dat de minister uiterlijk op 28 maart 2022 om 12:00 uur de VOG moet afgeven. De minister heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter van de Raad van State heeft de zaak zonder zitting behandeld en heeft geoordeeld dat de uitspraak van de rechtbank moet worden geschorst. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gevraagde voorlopige voorziening op korte termijn niet inhoudelijk kan worden beoordeeld, maar dat het belang van [wederpartij] moet worden gediend. Daarom is besloten om de minister te verplichten de VOG uiterlijk op 28 maart 2022 af te geven.
Tevens is er een zitting gepland op 7 april 2022 om te onderzoeken of de getroffen voorziening moet worden opgeheven of gewijzigd. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is op 25 maart 2022 openbaar uitgesproken.