ECLI:NL:RVS:2022:902

Raad van State

Datum uitspraak
28 maart 2022
Publicatiedatum
25 maart 2022
Zaaknummer
202201258/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot uitvaardiging inreisverbod en opdracht tot onmiddellijke vertrek uit de Europese Unie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 15 december 2021 is genomen. De staatssecretaris heeft de vreemdeling opgedragen de Europese Unie onmiddellijk te verlaten en heeft een inreisverbod tegen hem uitgevaardigd. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, heeft op 25 februari 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S.T.V. Le, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 28 maart 2022 uitspraak gedaan. Het hoger beroep is ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De Afdeling oordeelt dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. Dit oordeel is niet verder gemotiveerd, omdat de rechtsvraag die aan de orde is eerder door de Afdeling is beantwoord.

De beslissing houdt in dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. B. Meijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 28 maart 2022.

Uitspraak

202201258/1/V3.
Datum uitspraak: 28 maart 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 25 februari 2022 in zaak nr. NL22.582 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 15 december 2021 heeft de staatssecretaris de vreemdeling opgedragen de Europese Unie onmiddellijk te verlaten en een inreisverbod tegen hem uitgevaardigd.
Bij uitspraak van 25 februari 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S.T.V. Le, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    Het hoger beroep gaat namelijk over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraak van 2 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1155, onder 10.1, over de vraag of de staatssecretaris in een terugkeerbesluit het land van terugkeer moet vermelden). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. B. Meijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Bechinka
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 maart 2022
638-907