ECLI:NL:RVS:2022:896
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- A.W.M. Bijloos
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel en inreisverbod
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd en zijn verzoek om opheffing van een inreisverbod. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 22 september 2016, met een aanvulling op 29 januari 2019, de aanvraag van de vreemdeling afgewezen. De rechtbank Den Haag had in een tussenuitspraak op 16 april 2019 de staatssecretaris de gelegenheid gegeven om gebreken in het besluit te herstellen. In de einduitspraak van 18 oktober 2019 verklaarde de rechtbank het beroep van de vreemdeling gegrond, vernietigde het besluit van de staatssecretaris en bepaalde dat de rechtsgevolgen daarvan in stand blijven. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.W. Eikelboom, heeft tegen deze einduitspraak hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de uitspraak van de rechtbank niet vernietigd hoeft te worden. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. Daarnaast heeft de Afdeling overwogen dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd dat de vreemdeling, als voormalig medewerker van de KhAD/WAD, bij terugkeer naar Afghanistan geen risico loopt op ernstige schade, zoals bedoeld in artikel 3 van het EVRM. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.