ECLI:NL:RVS:2022:894
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 24 maart 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 16 december 2020 de aanvraag van de vreemdeling opnieuw afgewezen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, had op 8 april 2021 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. P.A.J. Mulders, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
In de overwegingen van de Raad van State werd ingegaan op de grieven van de vreemdeling. De tweede grief, waarin de vreemdeling aanvoert dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij zijn herkomst niet met documenten heeft onderbouwd, werd door de Raad van State als terecht geformuleerd, maar niet als voldoende om de uitspraak van de rechtbank te vernietigen. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de vreemdeling zijn herkomst niet aannemelijk had gemaakt, ondanks eerdere documentatie die door de staatssecretaris niet was bestreden.
Het hoger beroep leidde niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 24 maart 2022.