ECLI:NL:RVS:2022:888
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak van vreemdeling tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 24 maart 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening door een vreemdeling, die samen met haar minderjarige kind een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag was op 4 juni 2021 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De vreemdeling had hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, die op 25 januari 2022 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft de vreemdeling in haar verzoek ontvangen en heeft besloten dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de proceskosten van de vreemdeling moet vergoeden, die in dit geval € 759,00 bedragen, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze uitspraak is gedaan in het kader van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, waarbij de voorzieningenrechter de belangen van de vreemdeling heeft afgewogen tegen de belangen van de staatssecretaris.
De uitspraak is openbaar uitgesproken op 24 maart 2022, en de voorzieningenrechter was verhinderd om de uitspraak te ondertekenen. De griffier, mr. H. Vonk, heeft de uitspraak in tegenwoordigheid van de voorzieningenrechter vastgesteld.