Uitspraak
Datum uitspraak: 23 maart 2022
Raad van State
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, die op 17 december 2020 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. [appellant], eigenaar van een loon- en opslagbedrijf in Dalfsen, had het college van burgemeester en wethouders van Dalfsen verzocht om handhavend op te treden tegen de bewoning van een bedrijfswoning op het perceel [locatie 1]. Dit verzoek werd afgewezen, omdat het college geen overtreding van het bestemmingsplan kon vaststellen. De bedrijfswoning werd bewoond door [partij 3] en [partij 4]. De rechtbank oordeelde dat het college terecht geen overtreding had vastgesteld en dat de regels van het bestemmingsplan duidelijk waren.
In hoger beroep voerde [appellant] aan dat het bestemmingsplan slechts één bedrijf per bestemmingsvlak toestaat, en dat de aanwezigheid van meerdere bedrijven op de gronden in strijd is met het bestemmingsplan. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling oordeelde dat de planregels geen beperking bevatten voor het aantal bedrijven binnen een bestemmingsvlak en dat de rechtbank terecht had overwogen dat de vestiging van meerdere bedrijven geen overtreding oplevert. De Afdeling concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij het college geen proceskosten hoefde te vergoeden.