ECLI:NL:RVS:2022:831

Raad van State

Datum uitspraak
23 maart 2022
Publicatiedatum
23 maart 2022
Zaaknummer
202107659/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep asielaanvraag vreemdeling uit Soedan

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling uit Soedan tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Dordrecht, die op 1 december 2021 zijn beroep tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag ongegrond verklaarde. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 15 oktober 2021 besloten om de aanvraag van de vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd af te wijzen. De vreemdeling vreesde bij terugkeer naar Soedan voor vervolging vanwege zijn politieke activiteiten tegen de Soedanese autoriteiten.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 15 december 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:2793) vastgesteld dat er onduidelijkheid bestaat over de risico's voor politieke activisten in Soedan. De staatssecretaris werd opgedragen om opnieuw onderzoek te doen naar deze risico's. In het hoger beroep dat de vreemdeling heeft ingesteld, heeft de Afdeling geoordeeld dat het hoger beroep gegrond is. De rechtbank heeft de eerdere uitspraak vernietigd en de staatssecretaris moet de aanvraag van de vreemdeling opnieuw beoordelen, waarbij de resultaten van het onderzoek betrokken moeten worden.

De voorzieningenrechter heeft in zijn beslissing het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het besluit van de staatssecretaris van 15 oktober 2021 vernietigd. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in totaal € 2.277,00 bedragen, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 23 maart 2022.

Uitspraak

202107659/1/V2
Datum uitspraak: 23 maart 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Dordrecht, van 1 december 2021 in zaak nr. NL21.16486 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 15 oktober 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 1 december 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.J. Schenkman, advocaat te Amstelveen, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       De vreemdeling is afkomstig uit Soedan en heeft aan zijn asielaanvraag onder meer ten grondslag gelegd dat hij bij terugkeer naar Soedan vreest voor vervolging dan wel een reëel risico op ernstige schade loopt vanwege zijn deelname aan politieke activiteiten gericht tegen de Soedanese autoriteiten.
2.       Bij uitspraak van 15 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2793, heeft de Afdeling overwogen dat op dit moment onduidelijk is wat in Soedan de risico’s zijn voor politieke activisten, en dat de staatssecretaris daar opnieuw onderzoek naar moet doen. Gelet op deze omstandigheden zal de Afdeling het hoger beroep van de vreemdeling gegrond verklaren, zodat de staatssecretaris opnieuw de aanvraag van de vreemdeling moet beoordelen en daarbij de resultaten van zijn onderzoek kan betrekken.
3.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Het is niet nodig wat de vreemdeling verder heeft aangevoerd te bespreken. Het beroep is gegrond en het besluit van 15 oktober 2021 wordt vernietigd. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Dordrecht, van 1 december 2021 in zaak nr. NL21.16486;
III.      verklaart het beroep gegrond;
IV.      vernietigt het besluit van 15 oktober 2021, V-[…];
V.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.277,00 geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. H.J.M. Baldinger, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, griffier.
w.g. Baldinger
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Prins
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 maart 2022
363-936