ECLI:NL:RVS:2022:831
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep asielaanvraag vreemdeling uit Soedan
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling uit Soedan tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Dordrecht, die op 1 december 2021 zijn beroep tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag ongegrond verklaarde. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 15 oktober 2021 besloten om de aanvraag van de vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd af te wijzen. De vreemdeling vreesde bij terugkeer naar Soedan voor vervolging vanwege zijn politieke activiteiten tegen de Soedanese autoriteiten.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 15 december 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:2793) vastgesteld dat er onduidelijkheid bestaat over de risico's voor politieke activisten in Soedan. De staatssecretaris werd opgedragen om opnieuw onderzoek te doen naar deze risico's. In het hoger beroep dat de vreemdeling heeft ingesteld, heeft de Afdeling geoordeeld dat het hoger beroep gegrond is. De rechtbank heeft de eerdere uitspraak vernietigd en de staatssecretaris moet de aanvraag van de vreemdeling opnieuw beoordelen, waarbij de resultaten van het onderzoek betrokken moeten worden.
De voorzieningenrechter heeft in zijn beslissing het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het besluit van de staatssecretaris van 15 oktober 2021 vernietigd. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in totaal € 2.277,00 bedragen, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 23 maart 2022.