ECLI:NL:RVS:2022:824

Raad van State

Datum uitspraak
23 maart 2022
Publicatiedatum
23 maart 2022
Zaaknummer
202005228/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak tegen terugkeerbesluit staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 23 maart 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling een voorlopige voorziening heeft verzocht. De vreemdeling had eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, welke op 10 januari 2020 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De vreemdeling werd opgedragen Nederland binnen vier weken te verlaten, wat resulteerde in een terugkeerbesluit. De rechtbank Den Haag had op 25 september 2020 het beroep van de vreemdeling tegen dit terugkeerbesluit gegrond verklaard en het besluit vernietigd, maar het overige besluit in stand gelaten. Zowel de vreemdeling als de staatssecretaris hebben hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

In de tussenliggende periode heeft de staatssecretaris op 7 maart 2022 een nieuw terugkeerbesluit genomen. De vreemdeling heeft hiertegen beroepsgronden ingediend en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet voordat er een beslissing was genomen op de hoger beroepen en het beroep tegen het nieuwe terugkeerbesluit. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het niet aannemelijk is dat het nieuwe besluit in stand zal blijven, en heeft daarom de voorlopige voorziening getroffen. De staatssecretaris is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn vastgesteld op € 759,00, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.

De uitspraak benadrukt het belang van rechtsbescherming voor vreemdelingen in asielprocedures en de mogelijkheid om voorlopige voorzieningen te vragen in afwachting van een definitieve uitspraak in hoger beroep.

Uitspraak

202005228/2/V3.
Datum uitspraak: 23 maart 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende de hoger beroepen van onder meer:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 25 september 2020 in zaak nr. NL20.810 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 10 januari 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen en hem opgedragen om Nederland binnen vier weken te verlaten (dit laatste hierna: het terugkeerbesluit).
Bij uitspraak van 25 september 2020 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, voor zover het is gericht tegen het terugkeerbesluit, het terugkeerbesluit vernietigd en het besluit voor het overige in stand gelaten.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdeling en de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 7 maart 2022 heeft de staatssecretaris opnieuw een terugkeerbesluit genomen.
Tegen dat besluit heeft de vreemdeling bij de Afdeling beroepsgronden ingediend. Ook heeft de vreemdeling de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat hij niet wordt uitgezet voordat is beslist op de door hem en de staatssecretaris ingestelde hoger beroepen en het beroep tegen het besluit van 7 maart 2022, dat ingevolge artikel 6:19, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 6:24 van de Awb, bij die beoordeling wordt betrokken.
2.       Gelet op wat is aangevoerd, is naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet op voorhand aannemelijk dat het besluit van 7 maart 2022 in stand zal blijven. Daarom treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening.
3.       De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdeling niet wordt uitgezet voordat op de ingestelde hoger beroepen is beslist;
II.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 759,00 geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, griffier.
w.g. Wissels
voorzieningenrechter
w.g. Bechinka
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 maart 2022
371-907