ECLI:NL:RVS:2022:78
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag vreemdeling voor document rechtmatig verblijf
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan aantoont. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 19 februari 2020 de aanvraag afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Ook een aanvraag om een inreisverbod op te heffen werd afgewezen. De rechtbank Den Haag heeft op 26 januari 2021 de beroepen van de vreemdeling tegen deze besluiten ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.S. Sewman, heeft hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 10 januari 2022 uitspraak gedaan. Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. De derde grief van de vreemdeling betreft een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord en biedt geen reden om in dit geval anders te oordelen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.