ECLI:NL:RVS:2022:78

Raad van State

Datum uitspraak
10 januari 2022
Publicatiedatum
12 januari 2022
Zaaknummer
202101241/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag vreemdeling voor document rechtmatig verblijf

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan aantoont. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 19 februari 2020 de aanvraag afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Ook een aanvraag om een inreisverbod op te heffen werd afgewezen. De rechtbank Den Haag heeft op 26 januari 2021 de beroepen van de vreemdeling tegen deze besluiten ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.S. Sewman, heeft hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 10 januari 2022 uitspraak gedaan. Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. De derde grief van de vreemdeling betreft een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord en biedt geen reden om in dit geval anders te oordelen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202101241/1/V1.
Datum uitspraak: 10 januari 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 26 januari 2021 in zaak nr. 20/2530 en 20/5137 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 19 februari 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vw 2000, waaruit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt, afgewezen.
Bij besluit van 18 juni 2020 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij besluit van 24 maart 2020 heeft de staatssecretaris de aanvraag van de vreemdeling om het tegen hem uitgevaardigde inreisverbod op te heffen, afgewezen.
Bij uitspraak van 26 januari 2021 heeft de rechtbank de door de vreemdeling ingestelde beroepen tegen voornoemde besluiten van 24 maart 2020 en 18 juni 2020 ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.S. Sewman, advocaat te Velp, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    De derde grief gaat onder meer over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraak van 17 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1821, onder 4.1, over de vraag of de staatssecretaris nader onderzoek moet doen naar de afhankelijkheidsverhouding als bedoeld in het arrest van het Hof van Justitie van 10 mei 2017, Chavez-Vilchez, ECLI:EU:C:2017:354). Deze grief biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A. Verburg, voorzitter, en mr. A. Kuijer en mr. B. Meijer, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier.
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Verbeek
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 januari 2022
382-927