202200360/2/R3.
Datum uitspraak: 15 maart 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekster], wonend te Alphen aan den Rijn,
verzoekster,
en
de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 25 november 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Inbreidingslocaties Woningbouw Alphen Stad" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoekster] beroep ingesteld.
[verzoekster] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 8 maart 2022, waar [verzoekster], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door G. Balki-Eroglu en M.R. Pot, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het bestemmingsplan voorziet op de locatie Klompenmaker, tegenover het gebouw van Activite Noorderbrink aan de Klompenmaker te Alphen aan den Rijn, in een woongebouw met maximaal 40 woningen. Op de voormalige schoollocatie Bospark aan de Bosparkweg te Alphen aan den Rijn, naast het Groene Hart Leerpark, is een woongebouw met maximaal 120 woningen voorzien.
3. [verzoekster] kan zich niet met het bestemmingsplan verenigen, omdat de uitvoering daarvan volgens haar tot gevolg heeft dat het woon- en leefklimaat in de omgeving nadelig wordt beïnvloed, waarbij met name van belang is dat de huidige locatie wordt gebruikt door zelfstandig wonende ouderen die belang hebben bij zon en groen, uitzicht en wandelmogelijkheden. Er heeft volgens haar voorts geen onderzoek naar het aangedragen alternatief plaatsgevonden. Als gevolg van het wegverkeer zullen voorts de parkeerdruk en geluidoverlast toenemen en zal sprake zijn van negatieve gevolgen voor de luchtkwaliteit. Volgens [verzoekster] is verder sprake van onvoldoende burgerparticipatie, nu er onvoldoende inspraak mogelijk is geweest en ook de informatievoorziening onvoldoende is.
4. De Afdeling heeft het verzoek van [verzoekster] zo begrepen dat dit strekt tot schorsing van het bestemmingsplan, totdat de Afdeling in de hoofdzaak uitspraak heeft gedaan. Ter zitting heeft [verzoekster] aangegeven dat haar spoedeisend belang is gelegen in de omstandigheid dat zij niet voor voldongen feiten wenst te komen te staan. Volgens haar bestaat er veel druk om zo snel mogelijk te beginnen met bouwen.
5. Het college heeft in de schriftelijke uiteenzetting en ter zitting toegelicht dat de ontwikkelingen waarin het bestemmingsplan voorziet zich nog in een beginstadium bevinden en dat nog geen aanvraag om omgevingsvergunning voor de in het bestemmingsplan mogelijk gemaakte woningen is ingediend. Het college verwacht dat een dergelijke aanvraag niet eerder dan medio 2023, dan wel eind 2023 zal worden ingediend. Het college heeft er in dat kader op gewezen dat er nog geen architect is voor de in het bestemmingsplan voorziene ontwikkelingen en de grond ook nog moet worden overgedragen.
De voorzieningenrechter is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat met het verzoek geen spoedeisend belang is gemoeid dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt.
6. Het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen.
7. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.C.P. Venema, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Kos, griffier.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Uitgesproken in het openbaar op 15 maart 2022
580