ECLI:NL:RVS:2022:731
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- C.C.W. Lange
- B. Meijer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 11 maart 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris, die op 18 mei 2018 had plaatsgevonden. De vreemdeling had hiertegen beroep ingesteld, wat leidde tot een uitspraak van de rechtbank op 1 juli 2020, waarin het beroep gegrond werd verklaard. De rechtbank vernietigde het besluit van de staatssecretaris en droeg hem op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak.
De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. In de overwegingen van de Raad van State werd vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Hierdoor werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd.
Daarnaast werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling had gemaakt in verband met de behandeling van het hoger beroep, tot een bedrag van € 759,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter mr. E. Steendijk en de leden mr. C.C.W. Lange en mr. B. Meijer, in tegenwoordigheid van griffier mr. D.I. Schipper.