ECLI:NL:RVS:2022:676
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel voor vreemdelingen met risico op vervolging bij terugkeer naar Iran
Op 8 maart 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van twee vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. B.A. Palm, tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 11 juni 2021 de beroepen van de vreemdelingen ongegrond verklaard, nadat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 6 mei 2021 hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had afgewezen. De vreemdelingen stelden dat zij bij terugkeer naar Iran risico lopen op vervolging of onmenselijke behandeling vanwege hun afvalligheid of atheïsme.
In de uitspraak van de Raad van State werd overwogen dat de staatssecretaris beter moet onderzoeken of de vreemdelingen daadwerkelijk risico lopen bij terugkeer naar Iran. De Afdeling oordeelde dat de staatssecretaris de afvalligheid van de vreemdelingen geloofwaardig had geacht, wat betekent dat er opnieuw onderzoek moet worden gedaan naar de situatie van de vreemdelingen in Iran.
De Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en de besluiten van de staatssecretaris. De staatssecretaris werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, die in totaal € 2.277,00 bedragen, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 8 maart 2022.