ECLI:NL:RVS:2022:652

Raad van State

Datum uitspraak
2 maart 2022
Publicatiedatum
2 maart 2022
Zaaknummer
202101305/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afwijzing aanvraag bezoekersparkeren door college van burgemeester en wethouders van Haarlem

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die zijn beroep tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor de bezoekersregeling door het college van burgemeester en wethouders van Haarlem ongegrond verklaarde. [appellant] woont sinds februari 2012 in appartementencomplex Raakshof in Haarlem en heeft op 11 november 2019 een aanvraag ingediend om gebruik te maken van de bezoekersregeling, omdat hij regelmatig bezoekers ontvangt die met de auto komen. Het college heeft de aanvraag afgewezen op de grond dat zijn woonadres niet in het parkeervergunningengebied ligt. Deze afwijzing is in bezwaar gehandhaafd.

De rechtbank heeft geoordeeld dat [appellant] niet voldoet aan de voorwaarden voor de bezoekersregeling en dat er geen strijd is met het gelijkheidsbeginsel of het vertrouwensbeginsel. [appellant] heeft hoger beroep ingesteld en betoogt dat hij ten onrechte is uitgesloten van de bezoekersregeling. Hij stelt dat zijn woonadres wel degelijk in een gebied ligt waar parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, en dat de afwijzing willekeurig is, aangezien vergelijkbare situaties ongelijk worden behandeld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld en is van oordeel dat [appellant] inderdaad in een gebied woont waar parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn. De Afdeling concludeert dat het college de aanvraag ten onrechte heeft afgewezen en vernietigt de uitspraak van de rechtbank. Het college wordt opgedragen om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van [appellant].

Uitspraak

202101305/1/A3.
Datum uitspraak: 2 maart 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Haarlem,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-­Holland van 19 januari 2021 in zaak nr. 20/2693 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Haarlem.
Procesverloop
Bij besluit van 12 november 2019 heeft het college de aanvraag van [appellant] om gebruik te maken van de regeling bezoekersparkeren (hierna: de bezoekersregeling) afgewezen.
Bij besluit van 2 april 2020 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 januari 2021 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 januari 2022, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door M.J.J. Eijkelboom-van de Geyn en M. Hassing, zijn verschenen. Verder is [informant] als informant gehoord.
Overwegingen
Wettelijk kader
1.       Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van de uitspraak.
Inleiding
2.       [appellant] woont sinds februari 2012 in appartementencomplex Raakshof op het adres [locatie] te Haarlem. Hij ontvangt daar regelmatig bezoekers die met de auto komen. Nadat in het centrum een (digitale) bezoekersregeling was ingevoerd, heeft [appellant] op 11 november 2019 een aanvraag ingediend om daarvan gebruik te mogen maken, zodat zijn bezoek langer en voordeliger bij het Raakshof kan parkeren. Het college heeft de aanvraag afgewezen omdat het woonadres van [appellant] niet in het parkeervergunningengebied ligt. Dit besluit heeft het college in bezwaar gehandhaafd.
Aangevallen uitspraak
3.       De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank is met het college van oordeel dat [appellant] niet voldoet aan de voorwaarden om voor de bezoekersregeling in aanmerking te komen. Er doet zich daarnaast geen strijd met het gelijkheidsbeginsel of het vertrouwensbeginsel voor, aldus de rechtbank.
Hoger beroep
4.       [appellant] betoogt dat hij ten onrechte van de bezoekersregeling is uitgesloten. Hij voert allereerst aan dat hij woont in het gebied waar parkeerapparatuurplaatsen voorkomen, zoals de Parkeerverordening Haarlem 2018 (hierna: de Parkeerverordening) als voorwaarde stelt. Daaraan, maar ook aan een brief van het gemeentebestuur uit augustus 2018 waarin de nieuwe regeling voor het bezoekersparkeren werd aangekondigd, mocht hij de verwachting ontlenen dat hij voor die regeling in aanmerking zou komen. [appellant] stelt ook dat de bezoekersregeling in de Parkeerverordening ten onrechte is gekoppeld aan de regeling van de parkeervergunning voor bewoners. Die twee regelingen dienen een heel andere materie. Ook worden gelijke gevallen volgens [appellant] ongelijk behandeld, en dat leidt tot willekeur. Het appartementencomplex tegenover zijn woning, aan de andere kant van de straat, beschikt bijvoorbeeld over een eigen parkeergarage, maar ligt kennelijk wel in zone B waar de bezoekersregeling geldt. De redenering dat onder meer het Raakshof van zone B is uitgezonderd om de parkeerdruk in de binnenstad te verminderen, deugt bovendien niet, want de invoering van de bezoekersregeling in de binnenstad leidde sowieso al tot een hogere parkeerdruk. [appellant] stelt ook dat bezoekers die geen gebruik kunnen maken van de bezoekersregeling steeds duurder uit zijn, omdat de tarieven van de parkeerbelasting met ruim 21% stegen, terwijl die van de bezoekersregeling niet zijn gewijzigd.
4.1.    De Afdeling volgt [appellant] in zijn interpretatie van de Parkeerverordening en overweegt daartoe als volgt.
Artikel 4, vierde lid, van de Parkeerverordening bepaalt dat bewoners van het gebied waar parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn per woonadres gebruik kunnen maken van de (digitale) bezoekersregeling. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder v, van de Parkeerverordening wordt onder parkeerapparatuurplaats verstaan: "een parkeerplaats waarvoor parkeerbelasting wordt geheven doormiddel van parkeerapparatuur". Ter zitting heeft het college toegelicht dat met parkeerbelasting wordt bedoeld dat een kaartje wordt gekocht bij de parkeerautomaat of dat met een app het parkeergeld wordt betaald. Tussen partijen is niet in geschil dat het Raakshof in het centrum van Haarlem ligt, waar parkeerplaatsen zijn waar parkeerbelasting wordt geheven. Naar het oordeel van de Afdeling woont [appellant] om die reden in een gebied waar parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn. Anders dan het college stelt, is het gebied waar parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn niet aangewezen in het Besluit tot aanwijzing plaatsen betaald parkeren, vergunninghoudersplaatsen en tot het instellen van voorschriften voor het inwerkingstellen van parkeerapparatuur (hierna: het Besluit parkeerregulering). De veronderstelde koppeling tussen de bezoekersregeling en het Besluit parkeerregulering is er niet. De Afdeling ziet zich in haar oordeel gesteund door het feit dat in artikel 4, vierde lid, van de Parkeerverordening voor een afwijkende formulering is gekozen ("bewoners van het gebied waar parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn") ten opzichte van artikel 3, sub a ("ingeschreven staat op een woonadres in een gebied dat in het vigerend Besluit parkeerregulering is aangewezen als zone B").
Het vorenstaande betekent dat het college de aanvraag niet mocht afwijzen om de reden dat [appellant] niet een bewoner is van het gebied waar parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn. Hij is dat namelijk wel. De rechtbank heeft het vorenstaande ten onrechte niet onderkend.
Het betoog slaagt.
Conclusie
5.       Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 2 april 2020 gegrond verklaren en dat besluit vernietigen.
Gelet hierop komt aan de overige hogerberoepsgronden geen bespreking meer toe.
5.1.    Het college dient een nieuw besluit op het bezwaar van [appellant] nemen. Nu hij in het gebied woont waar parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, kan die grond hem niet worden tegengeworpen. Als er geen andere redenen zijn waarom [appellant] niet van de bezoekersregeling gebruik kan maken, moet het college het besluit van 12 november 2019 herroepen en het verzoek van [appellant] toewijzen.
Met het oog op een efficiënte afdoening van het geschil ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht te bepalen dat tegen het nieuwe besluit op bezwaar alleen bij haar beroep kan worden ingesteld.
Proceskosten
6.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Noord-­Holland van 19 januari 2021 in zaak nr. 20/2693;
III.      verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV.     vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Haarlem van 2 april 2020;
V.      draagt het college van burgemeester en wethouders van Haarlem op om binnen twaalf weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen;
VI.     bepaalt dat tegen het te nemen nieuwe besluit slechts bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld;
VII.     gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Haarlem aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 448,- voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.E.E. Konings, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Uitgesproken in het openbaar op 2 maart 2022
612
BIJLAGE | Wettelijk kader
Parkeerverordening Haarlem 2018
Artikel 1 Definities en begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
[…]
j: digitale bezoekersregeling: een door burgemeester en wethouders verstrekte regeling op basis van een vergunning per woonadres die het bewoners, die woonachtig zijn in een gebied waar zich parkeerapparatuurplaatsen bevinden, mogelijk maakt om zijn/haar bezoeker(s) digitaal of telefonisch een parkeerrecht te verschaffen;
[…]
v: parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats waarvoor parkeerbelasting wordt geheven doormiddel van parkeerapparatuur;
[…].
Artikel 3 Aanwijzingsbevoegdheid college
1. Het college kan, bij openbaar bekend te maken besluit, weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders. Het college kan hierbij onderscheid maken in de categorieën als bedoeld in artikel 4.
[…].
Artikel 4 Vergunningen
1. Het college kan op een daartoe strekkende aanvraag een vergunning verlenen voor het parkeren op parkeerapparatuurplaatsen.
[…]
3. Een vergunning kan worden verleend aan de houder van een gehandicaptenvoertuig dan wel een motorvoertuig, niet zijnde een kampeerauto, vrachtauto of groot voertuig, indien deze:
a. ingeschreven staat op een woonadres in een gebied dat in het vigerend besluit parkeerregulering is aangewezen als zone B of zone S, met dien verstande dat:
i. per woonadres maar één vergunning wordt verleend, en;
ii. de houder van het gehandicaptenvoertuig dan wel het motorvoertuig geen beschikking heeft over eigen parkeergelegenheid, of;
[…]
4. Bewoners van het gebied waar parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn kunnen per woonadres gebruik maken van de (digitale) bezoekersregeling, conform de bepalingen in de Verordening parkeerbelastingen, met dien verstande dat:
a. het college bij openbaar besluit maximale gebruiksbundels en tijden kan vaststellen waarop per vergunningengebied gebruik gemaakt kan worden van de digitale bezoekersregeling:
b. de kosten van de bezoekersregeling vastgelegd zijn in de tarieventabel die is opgenomen in de bepalingen behorende bij de Verordening parkeerbelastingen.
[…]
Besluit tot aanwijzing plaatsen betaald parkeren, vergunninghoudersplaatsen en tot het instellen van voorschriften voor het inwerkingstellen van parkeerapparatuur (Besluit parkeerregulering)
Artikel I
Als plaatsen waar tegen betaling van de parkeerbelasting als bedoeld in artikel 2 onderdeel a, van de Verordening parkeerbelasting of met een parkeervergunning als bedoeld in artikel 4 en 5 van de Parkeerverordening mag worden geparkeerd, worden aangewezen:
- […]
- Zone B (Binnenstad: op de vergunning aangeduid met hoofdletter B). zie bijlage 1:
- […].
Bijlage 1 bij dit Besluit bevat een opsomming van straten en adressen die deel uitmaken van zone B, waaronder Raaks 1A-RD, 1-3, 5 en 7.