ECLI:NL:RVS:2022:642

Raad van State

Datum uitspraak
2 maart 2022
Publicatiedatum
2 maart 2022
Zaaknummer
202006983/1/R2 en 202007086/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplannen voor woningbouw en zorgcomplex in Echt-Susteren

Op 2 maart 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in de zaken van [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] tegen de raad van de gemeente Echt-Susteren. De appellanten hebben beroep ingesteld tegen de vaststelling van de bestemmingsplannen "Woningbouw Julianastraat-Emmastraat Echt" en "Mussenstraat, Echt", die op 4 november 2020 door de raad zijn vastgesteld. De bestemmingsplannen maken de bouw van twee appartementengebouwen met in totaal 24 wooneenheden en een zorgcomplex met 90 zorgplaatsen mogelijk. De appellanten wonen nabij de geplande bouwlocaties en hebben diverse beroepsgronden ingediend, waaronder belangenverstrengeling, onzorgvuldige procedure, en negatieve gevolgen voor hun woon- en leefklimaat.

De Afdeling heeft de beroepsgronden van de appellanten beoordeeld en geconcludeerd dat de raad bij de vaststelling van de bestemmingsplannen zorgvuldig heeft gehandeld. De Afdeling oordeelde dat de raad de belangen van de omwonenden voldoende heeft afgewogen en dat de bestemmingsplannen in overeenstemming zijn met de geldende wet- en regelgeving. De appellanten hebben niet aangetoond dat de raad onterecht heeft besloten tot de vaststelling van de plannen. De beroepen zijn ongegrond verklaard, en de raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

De uitspraak benadrukt het belang van een goede ruimtelijke ordening en de beleidsruimte die de raad heeft bij het vaststellen van bestemmingsplannen. De Afdeling heeft vastgesteld dat de bouwhoogtes van de appartementengebouwen en het zorgcomplex passend zijn in de omgeving, en dat de procedure tot vaststelling van de plannen conform de wettelijke vereisten is verlopen.

Uitspraak

202006983/1/R2 en 202007086/1/R2.
Datum uitspraak: 2 maart 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in de gedingen tussen:
1.       [appellant sub 1] en anderen, wonend te Echt, gemeente Echt-Susteren,
2.       [appellant sub 2], wonend te Echt, gemeente Echt-Susteren,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Echt-Susteren,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluiten van 4 november 2020 heeft de raad de bestemmingsplannen "Woningbouw Julianastraat-Emmastraat Echt" en "Mussenstraat, Echt" vastgesteld.
Tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan "Woningbouw Julianastraat-Emmastraat Echt" hebben [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] beroep ingesteld. Deze beroepen zijn geregistreerd onder zaak nr. 202006983/1/R2.
Tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan "Mussenstraat, Echt" hebben [appellant sub 1] en anderen beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder zaak nr. 202007086/1/R2.
De raad heeft in beide zaken een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaken ter zitting gevoegd behandeld op 18 januari 2022. Op deze zitting zijn [appellant sub 1], [appellant sub 2] en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.J.H. Siega-Gulikers en drs. L.M.M. van Horen, verschenen. Voorts zijn ter zitting MVJ Ontwikkelingen B.V., vertegenwoordigd door mr. J.L. Stoop en mr. N. Passau, en Woningstichting Nester, vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.
Overwegingen
Toetsingskader
1.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
De bestemmingsplannen
2.       MJV Ontwikkelingen B.V. wil op de hoek Julianastraat en Emmastraat in Echt twee appartementengebouwen met in totaal 24 wooneenheden bouwen. Om dit mogelijk te maken heeft de raad op 4 november 2020 het bestemmingsplan "Woningbouw Julianastraat-Emmastraat Echt" vastgesteld. Het plangebied omvat een groot deel van het braakliggend terrein van de voormalige huishoudschool en heeft nu de bestemming "Wonen" met de aanduiding "gestapeld’  gekregen. Op de verbeelding staan twee bouwvlakken, op ieder bouwvlak is  een appartementengebouw is toegestaan. [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] wonen dichtbij bij de locatie van de twee toegestane appartementengebouwen.
3.       Nester wil op de hoek Mussenstraat en Emmastraat in Echt, naast voornoemde appartementengebouwen, een zorgcomplex realiseren. Op dit terrein zijn een leegstaand bedrijfsgebouw en een groot bijgebouw gesloopt. Om het zorgcentrum mogelijk te maken, heeft de raad op 4 november 2020 het bestemmingsplan "Mussenstraat, Echt" vastgesteld. Het plangebied omvat het voormalig bedrijfsterrein en een gedeelte van het naastgelegen terrein van de voormalige huishoudschool. Het gebied heeft de bestemming "Maatschappelijk" gekregen en is bestemd voor een zorginstelling met in totaal 90 zorgplaatsen. [appellant sub 1] en anderen wonen dichtbij de locatie van het toegestane zorgcomplex.
Beroepsgronden van formele aard
-belangenverstrengeling
4.       [appellant sub 1] en anderen hebben hun beroepsgrond dat sprake is van belangenverstrengeling bij de burgemeester omdat een penthouse in een van de appartementengebouwen is toegekend aan de burgemeester, ter zitting ingetrokken.
[appellant sub 2] heeft zijn gelijkluidende beroepsgrond gehandhaafd. De Afdeling overweegt dat deze beroepsgrond niet slaagt, omdat hier niet een besluit van de burgemeester maar een besluit van de raad ter beoordeling voorligt. De gestelde belangenverstrengeling bij de burgemeester kan dan ook niet tot vernietiging van het door [appellant sub 2] bestreden besluit leiden.
-zorgvuldigheid procedure
5.       [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] betogen dat de procedure tot vaststelling van de bestemmingsplannen onzorgvuldig is geweest. Zij voeren aan dat de raad de omwonenden onvoldoende inspraak heeft geboden en dat onvoldoende is gezocht naar draagvlak bij de omwonenden.
5.1.    De Afdeling stelt vast dat de bestemmingsplanprocedure is verlopen volgens de regels die daarover zijn gesteld in de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) en de Algemene wet bestuursrecht. Het bieden van inspraak voorafgaande aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan maakt geen onderdeel uit van de in de Wro en Bro geregelde bestemmingsplanprocedure. Het niet bieden van inspraak in die eerdere fase heeft daarom geen gevolgen voor de rechtmatigheid van de besluiten tot vaststelling van de bestemmingsplannen. Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling in wat [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] hebben aangevoerd, geen grond voor het oordeel dat de bestemmingsplannen tot stand zijn gekomen in strijd met de daarvoor geldende procedureregels.
Het betoog slaagt niet.
-onafhankelijkheid deskundige
6.       [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] stellen dat de onderbouwing van de plannen en de beargumentering van hun zienswijzen ten onrechte niet is ondersteund door onafhankelijke en professionele partijen.
6.1.    De Afdeling volgt deze stelling niet. Voor zover het gaat over gebreken over de inhoudelijke onderbouwing verwijst de Afdeling naar hetgeen hierna over de inhoudelijke beroepsgronden wordt overwogen. De eis van [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] dat de raad onafhankelijke deskundigen had moeten inschakelen deelt de Afdeling niet. De raad is op grond van hier van toepassing zijnde regelgeving daartoe niet gehouden.
Inhoudelijke beroepsgronden
-bouwhoogte appartementengebouwen
7.       [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] betogen dat de twee toegestane appartementengebouwen met een bouwhoogte van 14 m niet passen in de dorpse omgeving. In de stukken is vermeld dat de gebouwen bestaan uit een kelder en drie bouwlagen, terwijl het gaat om vier bouwlagen. De raad heeft daardoor op basis van onjuiste informatie besloten tot vaststelling van het bestemmingsplan "Woningbouw Julianastraat-Emmastraat Echt". Zij voeren aan dat de appartementengebouwen hadden moeten worden afgestemd op de omgeving door maximaal een kelder en drie bouwlagen toe te staan.
7.1.    Op de verbeelding is ter plaatse van beide appartementengebouwen een maximale bouwhoogte van 14 m vermeld; daarmee zijn vier bouwlagen mogelijk. Gelet op deze expliciete vermelding op de verbeelding volgt de Afdeling [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] niet in hun betoog dat de raad bij het vaststellen van het bestemmingsplan niet zou hebben beschikt over de juiste informatie over de hoogte van de te realiseren gebouwen.
De Afdeling stelt vast dat het plangebied van het bestemmingsplan "Woningbouw Julianastraat-Emmastraat Echt" is gelegen in het centrumgebied van Echt met verschillende functies, zoals wonen en kantoor, maar ook gemengde functies als een basisschool en een jeugdhuis. De nabij dit plangebied gelegen woningen met twee bouwlagen en kap mogen op grond van het voor die woningen geldende bestemmingsplan met een binnenplanse vrijstelling tot 11 m hoog worden. De kap op die woningen kan met een binnenplanse vrijstelling (gedeeltelijk) worden gewijzigd in een extra bouwlaag met plat dak. Daarnaast zijn er in het centrumgebied bouwmogelijkheden met een maximale bouwhoogten van 12 m en 15 m. Gelet op de ligging van het plangebied en de bouwmogelijkheden in de omgeving daarvan is de Afdeling van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de maximaal toegestane bouwhoogte van 14 m passend is in de omgeving. Dat de appartementengebouwen in het oorspronkelijke ontwerp één bouwlaag minder hadden, leidt niet tot een ander oordeel. Ter beoordeling staat immers niet het ontwerpplan, maar het door de raad vastgestelde plan.
Het betoog slaagt niet.
-bouwhoogte zorgcomplex
8.       [appellant sub 1] en anderen betogen dat het toegestane zorgcomplex met een bouwhoogte van 11,5 m en 14 m evenmin past in de omgeving. De bouwhoogte moet volgens hen worden afgestemd op de in de omgeving daarvan feitelijk aanwezige bouwhoogte van 10 m. Zij voeren verder aan dat het straatbeeld negatief wordt beïnvloed door de situering van de hoogbouw van het complex aan de straatzijde. Dit zou volgens hen kunnen worden verbeterd door de hoogbouw te verplaatsen naar de achterzijde en de daar gesitueerde laagbouw te verschuiven naar de straatzijde.
8.1.    Het bestemmingsplan "Mussenstraat, Echt" staat binnen het bouwvlak van het zorgcomplex een maximale bouwhoogte toe van 11,5 m en op een tweetal plaatsen met beperkte omvang tot 14 m ten behoeve van technische installatieruimten. De Afdeling stelt vast dat de hoogte van het zorgcomplex nauwelijks verschilt van de hoogte die bij de omliggende bebouwing op grond van het daar geldende bestemmingsplan is toegestaan, te weten een maximale bouwhoogte van 11 m. Dat de woningen in de omgeving feitelijk (nog) niet zijn gerealiseerd tot de in het bestemmingsplan toegelaten maximale hoogte, neemt niet weg dat die maximale hoogte in dit geval als uitgangspunt kan en mag worden genomen. Gelet hierop heeft de raad zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de maximaal toegestane bouwhoogte van 11,5 m inpasbaar is in de omgeving.
Het betoog slaagt niet.
-toegelaten lichtmasten
9.       [appellant sub 1] en anderen hebben hun beroepsgrond dat de toegelaten lichtmasten leiden tot lichtoverlast voor de omwonenden ter zitting ingetrokken.
-verkeer en parkeren
10.     [appellant sub 1] en anderen betogen dat de in de bestemmingsplannen mogelijke gemaakte ontwikkelingen zullen leiden tot een onaanvaardbare toename van het verkeer in hun woonomgeving. Volgens hen zullen die ontwikkelingen ook leiden tot een afname van de verkeersveiligheid rondom de school aan de Julianastraat. Daarnaast zal er een tekort aan parkeerplaatsen ontstaan, aldus [appellant sub 1] en anderen.
10.1.  De raad heeft de verkeersgeneratie van de beide appartementsgebouwen laten onderzoeken. Uit de toelichting blijkt dat de appartementsgebouwen zullen leiden tot 147 extra motorvoertuigbewegingen per dag. Ook heeft de raad verkeersonderzoeken laten verrichten naar onder meer de verkeersafwikkeling en de verkeersveiligheid. Tevens heeft adviesbureau Royal Haskoning DHV advies uitgebracht over de mogelijkheid van een gewijzigde verkeerscirculatie en eventueel aanvullende verkeersmaatregelen. De resultaten van het verkeersonderzoek zijn neergelegd in het rapport dat als bijlage 9 bij de plantoelichting is gevoegd. Daarin is op basis van een verkeersanalyse geconcludeerd dat de verkeerssnelheid op de Julianastraat aanvaardbaar is, maar dat de snelheid op de Mussenstraat en Emmastraat iets te hoog is. Daarom worden snelheidsremmende maatregelen gerealiseerd op strategische plekken, zoals een wegversmalling en een voetgangersoversteekplaats. Verder wordt met de te realiseren ontwikkelingen en de aanleg van haakse parkeervakken in de Emmastraat het wegbeeld in de straat gewijzigd en dat zal naar verwachting ook een remmende werking hebben op het doorgaand verkeer. In de Julianastraat wordt de schoolomgeving opvallender aangeduid in het wegbeeld door het aanbrengen van accentpalen op strategische punten. Verder volgt uit de ongevallenanalyse dat er geen objectieve verkeersonveiligheid is. Daarnaast heeft Royal Haskoning DHV verschillende varianten onderzocht om van bepaalde wegvakken éénrichtingsverkeer te maken. Hoewel hiervoor geen directe noodzaak is, wordt als pilot de Julianastraat gewijzigd in een éénrichtingsstraat om de straat overzichtelijker te maken in de schoolomgeving. Na twee jaar wordt bezien of een permanente verkeersmaatregel wenselijk is.
10.2.  [appellant sub 1] en anderen hebben geen concrete bezwaren naar voren gebracht tegen de wijze waarop de verkeersgeneratie is bepaald. In wat zij hebben aangevoerd over de verkeersveiligheid ziet de Afdeling geen aanleiding voor twijfel aan de juistheid van wat in de verkeerskundige onderzoeken is gesteld. De Afdeling ziet dan ook niet dat de raad niet op die verkeersonderzoeken heeft mogen afgaan. Zoals hiervoor is overwogen in 10.1, is er volgens de ongevallenanalyse geen objectieve verkeersonveiligheid maar zullen toch maatregelen worden getroffen ter verbetering van de verkeerssituatie. Gelet op het voorgaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat vanuit verkeerskundig oogpunt geen beletsel bestaat tegen de met de bestemmingsplannen mogelijk gemaakte ontwikkelingen.
Het betoog slaagt in zoverre niet.
10.3.  Artikel 5.2.1 van de regels van het bestemmingsplan "Woningbouw Julianastraat-Emmastraat Echt" en artikel 6.2.1 van de regels van het bestemmingsplan "Mussenstraat, Echt" bepalen dat in, op of onder gebouwen dan wel het daarbij behorende terrein voldoende parkeerplaatsen voor auto’s aanwezig dienen te zijn. Ingevolge deze bepalingen wordt geacht aan deze eis te zijn voldaan als de parkeernormen opgenomen in de nader genoemde bijlagen bij de planregels worden nageleefd. [appellant sub 1] en anderen hebben ter zitting toegelicht dat zij geen bezwaren hebben tegen deze planregels, maar wel tegen de berekening van de parkeerbehoefte in de inmiddels verleende omgevingsvergunningen voor de appartementengebouwen en het zorgcomplex. De Afdeling overweegt dat die vergunningen hier niet ter beoordeling voorliggen en inmiddels rechtens onaantastbaar zijn. Het betoog slaagt daarom ook in zoverre niet.
-financiële belangen
11.     [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] stellen dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan "Woningbouw Julianastraat-Emmastraat Echt" te veel gewicht heeft toegekend aan de financiële belangen van de projectontwikkelaar van de appartementengebouwen.
11.1.  De Afdeling volgt [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hierin niet. Gelet op de hiervoor besproken beroepsgronden, heeft de raad zorgvuldig afgewogen of het plan strekt tot een goede ruimtelijke ordening. Dit betekent dat al daarom niet kan worden gezegd dat (alleen) financiële belangen beslissend zijn geweest voor de raad.
Het betoog slaagt niet.
-woon- en leefklimaat
12.     [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] betogen ook dat de op grond van de bestemmingsplannen mogelijke gemaakte ontwikkelingen negatieve gevolgen hun voor woon- en leefklimaat hebben. Zo zal volgens hen de gebruiksintensiteit toenemen, hun privacy worden aangetast en lichthinder ontstaan. De raad heeft aan deze belangen onvoldoende gewicht toegekend, aldus [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2].
12.1.  De bouw van de twee appartementengebouwen en het zorgcomplex zullen leiden tot wijziging van de woonomgeving van [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2]. Enige verslechtering daarvan is niet uitgesloten. De Afdeling stelt vast dat de plangebieden zijn gelegen in het centrumgebied van Echt. In een dergelijke stedelijke omgeving moet rekening worden gehouden met enige toename van de gebruiksintensiteit, enig verlies van privacy en enige lichthinder. Gelet op de bouwhoogte van het appartementen- en zorgcomplex en de afstand tot de woningen van [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2], heeft de raad heeft zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat deze gevolgen niet zodanig zijn dat aan de belangen van de omwonenden een zwaarder gewicht had moeten worden toegekend dan aan het belang bij ontwikkelen van een zorgcentrum en woningbouw.
Het betoog slaagt niet.
-waardedaling woningen
13.     [appellant sub 1] en anderen betogen dat de economische waarde van hun woningen daalt door het zorgcomplex.
13.1.  Wat de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van de woningen van [appellant sub 1] en anderen betreft, acht de Afdeling niet aannemelijk gemaakt dat aanleiding bestaat voor de verwachting dat die waardevermindering zo groot zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan hij heeft gedaan.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
14.     De beroepen van [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] zijn ongegrond.
15.     Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen van [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Jansen, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Uitgesproken in het openbaar op 2 maart 2022
609