ECLI:NL:RVS:2022:610

Raad van State

Datum uitspraak
24 februari 2022
Publicatiedatum
28 februari 2022
Zaaknummer
202200859/2/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening tegen sluiting van woning wegens harddrugs

In deze zaak hebben verzoekers, [verzoeker A] en [verzoeker B], een voorlopige voorziening aangevraagd bij de Raad van State, nadat de rechtbank Limburg op 1 februari 2022 had besloten om de sluiting van hun woning voor de duur van zes maanden in stand te houden. De sluiting was het gevolg van de aangetroffen harddrugs in de woning. De verzoekers vroegen de voorzieningenrechter om het besluit van de burgemeester van Sittard-Geleen tot sluiting van hun woning te schorsen totdat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op hun hoger beroep zou beslissen.

De mondelinge uitspraak vond plaats op 24 februari 2022. De voorzieningenrechter, mr. C.H.M. van Altena, heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen. Hij oordeelde dat het niet evident was dat het besluit tot sluiting van de woning in stand zou blijven, vooral gezien de financiële en woonsituatie van de verzoekers en het belang van hun drie minderjarige kinderen. De voorzieningenrechter besloot dat de sluiting van de woning geschorst zou worden totdat er een beslissing op het hoger beroep zou zijn genomen.

De uitspraak benadrukt de afweging tussen de belangen van de verzoekers en de noodzaak van de sluiting van de woning. De voorzieningenrechter heeft de uitspraak niet kunnen ondertekenen, en de griffier was eveneens verhinderd om de uitspraak te ondertekenen. Deze zaak illustreert de juridische procedures rondom voorlopige voorzieningen in bestuursrechtelijke zaken, vooral in situaties die de woonomstandigheden van betrokkenen aangaan.

Uitspraak

202200859/2/A3.
Datum uitspraak: 24 februari 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker A] en [verzoeker B], wonend te Sittard, gemeente Sittard-Geleen,
verzoekers,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg (hierna: de rechtbank) van 1 februari 2022 in zaak nr. 21/3215 en 21/3217 in het geding tussen:
[verzoeker A] en [verzoeker B]
en
de burgemeester van Sittard-Geleen.
Openbare zitting gehouden op 24 februari 2022 om 11:45 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. C.H.M. van Altena, voorzieningenrechter
griffier: mr. B. Ley-Nell
Verschenen:
-        [verzoeker A] en [verzoeker B], bijgestaan door mr. J.M. McKernan, advocaat te Sittard;
-        De burgemeester, vertegenwoordigd door mr. B.A.M. Hendrix en mr. P.M. Hellenbrand.
De rechtbank Limburg heeft in haar uitspraak van 1 februari 2022 de sluiting van de woning van [verzoeker A] en [verzoeker B] voor de duur van zes maanden in stand gelaten. [verzoeker A] en [verzoeker B] hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen die inhoudt dat het besluit van de burgemeester tot sluiting van de woning wordt geschorst, totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
De voorzieningenrechter
I.        wijst het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen toe;
II.       bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat het besluit tot sluiting van de woning wordt geschorst totdat op het hoger beroep is beslist.
Daartoe wordt het volgende overwogen.
Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is niet op voorhand evident dat het besluit tot sluiting van de woning  - wat de aangetroffen harddrugs betreft - geheel in stand zal kunnen blijven, mede gelet op alle omstandigheden van het geval. De woning is nu ruim viereneenhalve maand gesloten. Gelet op de nijpende financiële en woonsituatie van [verzoeker A] en [verzoeker B] en het belang van de drie minderjarige kinderen, en het feit dat betrokkenen gelet op het vonnis van de kantonrechter kunnen terugkeren naar de woning, ziet de voorzieningenrechter aanleiding voormelde voorziening te treffen tot schorsing van de woningsluiting totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
597