ECLI:NL:RVS:2022:597
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep en voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 25 februari 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De vreemdeling had eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, welke op 26 juli 2021 door de staatssecretaris was afgewezen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond in haar uitspraak van 21 januari 2022. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de staatssecretaris onvoldoende inzicht heeft gegeven in de wijze waarop het onderzoek naar de geloofwaardigheid van de afvalligheid wordt uitgevoerd. Dit gebrek aan transparantie heeft geleid tot de conclusie dat de eerste grief van de vreemdeling slaagt. Het hoger beroep is gegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank is vernietigd. De voorzieningenrechter heeft het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris vernietigd. De staatssecretaris is verplicht om opnieuw op de aanvraag van de vreemdeling te beslissen, rekening houdend met de actuele feiten en omstandigheden.
Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, en de staatssecretaris is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 2.277,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 25 februari 2022.