ECLI:NL:RVS:2022:594
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verblijfsvergunningen
Op 24 februari 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin vreemdelingen, mede namens hun minderjarige kinderen, een verzoek om voorlopige voorziening hebben ingediend. Dit verzoek volgde op de afwijzing door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke besluiten op 29 juli 2020 zijn genomen. De rechtbank Den Haag had op 27 januari 2022 de beroepen van de vreemdelingen tegen deze afwijzingen ongegrond verklaard, waarna de vreemdelingen hoger beroep hebben ingesteld en tevens verzocht om een voorlopige voorziening.
De vreemdelingen vroegen de voorzieningenrechter om te bepalen dat zij niet zouden worden uitgezet totdat er op het hoger beroep was beslist, en om opvang en verstrekkingen te ontvangen. De voorzieningenrechter heeft, gelet op de aangevoerde argumenten, besloten om de voorlopige voorziening te treffen. Dit houdt in dat de vreemdelingen niet mogen worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdelingen hebben gemaakt in verband met de behandeling van hun verzoek, tot een bedrag van € 759,00, dat geheel is toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en is een belangrijke stap in de rechtsgang voor de betrokken vreemdelingen, die nu in ieder geval tijdelijk beschermd zijn tegen uitzetting terwijl hun hoger beroep wordt behandeld.