ECLI:NL:RVS:2022:589
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening vreemdeling inzake machtiging tot voorlopig verblijf
Op 24 februari 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. De zaak betreft een vreemdeling die een aanvraag had ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf, welke eerder door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De vreemdeling had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag had op 15 september 2021 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
In zijn verzoek om voorlopige voorziening heeft de vreemdeling aangevoerd dat zijn Gambiaanse adoptie door zijn adoptiemoeder op 8 december 2021 is erkend en dat hij herenigd wil worden met zijn adoptiemoeder in Nederland, vooral gezien haar medische situatie. De voorzieningenrechter heeft echter geen aanleiding gezien om het verzoek tot voorlopige voorziening toe te wijzen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de omstandigheden van de vreemdeling niet voldoende zijn om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek is afgewezen, en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is openbaar gedaan op 24 februari 2022, en de voorzieningenrechter in deze zaak was mr. A.W.M. Bijloos, bijgestaan door griffier mr. M.W. Schippers.