ECLI:NL:RVS:2022:589

Raad van State

Datum uitspraak
24 februari 2022
Publicatiedatum
24 februari 2022
Zaaknummer
202106303/3/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening vreemdeling inzake machtiging tot voorlopig verblijf

Op 24 februari 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. De zaak betreft een vreemdeling die een aanvraag had ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf, welke eerder door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De vreemdeling had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag had op 15 september 2021 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

In zijn verzoek om voorlopige voorziening heeft de vreemdeling aangevoerd dat zijn Gambiaanse adoptie door zijn adoptiemoeder op 8 december 2021 is erkend en dat hij herenigd wil worden met zijn adoptiemoeder in Nederland, vooral gezien haar medische situatie. De voorzieningenrechter heeft echter geen aanleiding gezien om het verzoek tot voorlopige voorziening toe te wijzen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de omstandigheden van de vreemdeling niet voldoende zijn om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek is afgewezen, en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

De uitspraak is openbaar gedaan op 24 februari 2022, en de voorzieningenrechter in deze zaak was mr. A.W.M. Bijloos, bijgestaan door griffier mr. M.W. Schippers.

Uitspraak

202106303/3/V3.
Datum uitspraak: 24 februari 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 15 september 2021 in zaak nr. 21/1427 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 13 juli 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 24 februari 2021 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 september 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij uitspraak van 5 november 2021 is het verzoek afgewezen.
Op 24 december 2021 heeft de vreemdeling opnieuw verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De staatssecretaris en de vreemdeling hebben nadere stukken ingediend.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter opnieuw verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat de staatssecretaris wordt opgedragen hem een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen. Dit maal, omdat zijn Gambiaanse adoptie door zijn adoptiemoeder inmiddels in de beschikking van de burgerlijke rechter van 8 december 2021 is erkend en gewenst is dat hij met zijn adoptiemoeder herenigd wordt in Nederland, vooral met het oog op haar medische situatie.
2.       In wat de vreemdeling ter toelichting op zijn verzoek aanvoert, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding nu wel een voorlopige voorziening te treffen.
3.       Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier.
w.g. Bijloos
voorzieningenrechter
w.g. Schippers
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 februari 2022
47-985