ECLI:NL:RVS:2022:587
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot machtiging tot voorlopig verblijf
Op 24 februari 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een vreemdelingenzaak. De zaak betreft een vreemdeling die een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) had ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 26 april 2019 was afgewezen. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 2 april 2021 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 29 september 2021 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij behandeld zou worden alsof zij in het bezit was van de gevraagde mvv.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de gevolgen van het treffen van een voorlopige voorziening in de praktijk onomkeerbaar zouden zijn. Dit zou betekenen dat het hoger beroep zijn betekenis grotendeels zou verliezen. Gezien deze overwegingen heeft de voorzieningenrechter besloten om geen voorlopige voorziening te treffen en het verzoek van de vreemdeling af te wijzen. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op dezelfde datum.