202100762/1/A3.
Datum uitspraak: 23 februari 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Rotterdam,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 22 december 2020 in zaak nr. 19/5267 in het geding tussen:
[appellant]
en
Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond (hierna: SUWR).
Procesverloop
Bij besluit van 2 juli 2019 heeft SUWR de urgentieverklaring van [appellant] ingetrokken.
Bij besluit van 3 oktober 2019 heeft SUWR het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 december 2020 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 januari 2022, waar SUWR, vertegenwoordigd door mr. R. Duivenvoorde, is verschenen.
Overwegingen
1. SUWR heeft bij besluit van 19 maart 2019 aan [appellant], geboren in 1939, een urgentieverklaring verleend op basis van de urgentiegrond ‘medische noodzaak’. Het zoekprofiel betrof een gelijkvloerse flatwoning met lift in de regio Rotterdam. In de urgentieverklaring staat dat de voorkeur van [appellant] uitgaat naar de subregio Hart van Rotterdam. SUWR heeft de urgentieverklaring ingetrokken omdat [appellant] twee keer een passende woning heeft geweigerd dan wel daar niet op heeft gereageerd. Dit besluit heeft SUWR in bezwaar gehandhaafd.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
2. [appellant] stelt dat, anders dan waarvan de rechtbank is uitgegaan, de woningen aan [locatie A] en [locatie B] niet aan hem zijn aangeboden. Volgens hem kan op basis van technische gegevens worden achterhaald dat het door SUWR aangeleverde uittreksel van het aanbod van woningen in zoverre niet deugt. De uitspraak van de rechtbank is innerlijk tegenstrijdig omdat daarin staat dat hem vier woningen zouden zijn aangeboden, maar dat twee daarvan niet van belang zijn. De rechtbank schenkt ten onrechte geen aandacht aan het feit dat hem niet is gezegd dat hij de eerste kandidaat was. Verder stelt [appellant] dat zijn inschrijving bij Woonnet Rijnmond, waar hij op woningen kan reageren, werd ingetrokken. SUWR stelt ten onrechte dat het in strijd is met de regels om een woning in zijn huidige straat te betrekken; die regels staan daaraan niet in de weg, zo voert [appellant] aan.
2.1. Artikel 2.4, eerste lid, aanhef en onder a, van Bijlage 1 bij de Verordening woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2015 (hierna: de Verordening) luidt:
"Het bestuursorgaan dat de urgentieverklaring heeft verleend, trekt de urgentieverklaring in, indien zich tenminste één van de volgende omstandigheden voordoet: a. nadat de houder van de urgentieverklaring gedurende de eerste fase van de urgentie twee aanbiedingen van woonruimte, gedaan naar aanleiding van een reactie van de houder van de urgentieverklaring op via het regionaal aanbodinstrument aangeboden woonruimte, welke tenminste voldeden aan het voor de eerste fase geldende kamertal en woonruimtetype, heeft afgewezen; of, indien na afloop van de eerste fase van de urgentie is vastgesteld dat de houder van de urgentieverklaring niet tenminste drie maal gereageerd heeft op drie verschillende, via het aanbodinstrument aangeboden woonruimten, welke voldoen aan het voor de eerste fase geldende kamertal en woonruimtetype en gelegen zijn in de voorkeurssubregio, genoemd in de urgentieverklaring".
2.2. De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat het besluit tot intrekking van de urgentieverklaring in stand kan blijven. Het is niet nodig om nog de technische gegevens te achterhalen of te bezien hoe het zat met de inschrijving bij Woonnet Rijnmond, teneinde te onderzoeken wat er mis is gegaan bij het aanbieden van de woningen aan [locatie A] en [locatie B]. De aangevallen uitspraak is op dit punt niet innerlijk tegenstrijdig. Dat zit zo: zelfs als het klopt wat [appellant] zegt dat de woningen aan [locatie A] en [locatie B] niet aan hem zijn aangeboden, dan heeft de rechtbank alsnog terecht geoordeeld dat aan artikel 2.4, eerste lid, aanhef en onder a, van Bijlage 1 van de Verordening is voldaan. De woningen aan [locatie C] en [locatie D] zijn namelijk wel op de juiste manier aan hem aangeboden. In de uitnodigingsbrieven voor de bezichtiging staat dat hij voor deze woningen de eerste kandidaat is. [appellant] heeft op de zitting van de rechtbank gezegd dat hij de woning aan [locatie C] heeft geweigerd omdat hij daarin niet geïnteresseerd was. Ook heeft hij gezegd dat hij de woning aan [locatie D] heeft geweigerd omdat hij het geen prettige woning vond. [appellant] heeft verder niet betwist dat het passende woningen waren, die voldeden aan het zoekprofiel waarvoor hij de urgentie verleend heeft gekregen. Nu aan de voorwaarde voor intrekking is voldaan dat [appellant] twee woningen heeft geweigerd, betekent dit dat SUWR de urgentieverklaring moest intrekken. De Afdeling begrijpt dat [appellant] graag in zijn eigen straat een woning betrekt, maar daartoe strekt een urgentieverklaring niet. Een urgentieverklaring is bedoeld voor situaties waarin een noodzaak bestaat op korte termijn een (andere) woning te betrekken, terwijl [appellant] kritisch is en bereid is lang te wachten tot in zijn straat een woning vrijkomt.
Het betoog slaagt niet.
3. Ter voorlichting geeft de Afdeling nog aan [appellant] mee dat SUWR ter zitting heeft meegedeeld dat [appellant] inmiddels wel weer een nieuwe urgentieverklaring kan aanvragen. Als hij een nieuwe urgentieverklaring krijgt, is het daarnaast van belang dat hij zijn inschrijving bij Woonnet Rijnmond tijdig verlengt. Zonder ingeschreven te staan bij Woonnet Rijnmond kan hij namelijk niet op woningen reageren, terwijl juist in de eerste fase het initiatief bij hemzelf ligt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. SUWR hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.E.E. Konings, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 23 februari 2022
612