ECLI:NL:RVS:2022:539

Raad van State

Datum uitspraak
21 februari 2022
Publicatiedatum
21 februari 2022
Zaaknummer
202103208/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in hoger beroep inzake afgifte document rechtmatig verblijf

Op 21 februari 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoefde uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep had beslist. De rechtbank had eerder, op 22 april 2021, de aanvraag van een vreemdeling om afgifte van een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan aantoont, gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek van de staatssecretaris afgewezen. Hij oordeelde dat de belangen van de staatssecretaris en de vreemdeling niet zodanig waren dat een voorlopige voorziening noodzakelijk was. De uitspraak van de rechtbank had geen gevolgen die moeilijk ongedaan gemaakt konden worden, en er was geen bewijs dat de uitvoering van de uitspraak een onevenredige inspanning van de staatssecretaris zou vergen.

De voorzieningenrechter heeft de staatssecretaris bovendien veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 759,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 21 februari 2022, en is vastgesteld door mr. A. Kuijer, met mr. J. Verbeek als griffier.

Uitspraak

202103208/2/V1.
Datum uitspraak: 21 februari 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 22 april 2021 in zaak nr. AWB 20/6374 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 26 maart 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vw 2000, waaruit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt, afgewezen.
Bij besluit van 16 juli 2020 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 april 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1. De staatssecretaris verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
2. Gelet op de belangen die de staatssecretaris en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter geen voorlopige voorziening. De uitspraak van de rechtbank strekt er niet toe dat de staatssecretaris het gevraagde document moet afgeven. Uitvoering van de uitspraak heeft daarom geen gevolgen die moeilijk ongedaan kunnen worden gemaakt. De voorzieningenrechter vindt verder van belang dat niet gebleken is dat uitvoering van de uitspraak van de staatssecretaris een onevenredige inspanning vergt.
3. Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. wijst het verzoek af;
II. veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 759,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kuijer, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Verbeek
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 februari 2022
154-977