ECLI:NL:RVS:2022:53

Raad van State

Datum uitspraak
11 januari 2022
Publicatiedatum
11 januari 2022
Zaaknummer
202108026/2/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot beperkte kennisneming van persoonsgegevens in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de raad van de gemeente Maastricht op 21 december 2021 besloten om Maastricht Vooruit te registreren in het register voor de verkiezingen. Een appellant heeft hiertegen beroep ingesteld. Het centraal stembureau heeft vertrouwelijke versies van enkele gedingstukken overgelegd en verzocht om beperking van de kennisneming van deze stukken op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit verzoek is gedaan vanwege gewichtige redenen, waarbij het belang van de bescherming van persoonsgegevens van enkele betrokkenen in het geding is.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de verzoeken tot beperkte kennisneming beoordeeld. Hierbij is gekeken naar de belangen van de partijen en de noodzaak voor de bestuursrechter om over alle relevante informatie te beschikken. De Afdeling heeft vastgesteld dat de betrokken passages persoonsgegevens bevatten, zoals adresgegevens en bankgegevens, en dat het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer zwaarder weegt dan het belang van kennisneming door de partijen. De Afdeling concludeert dat de appellant, gezien de aard van het geschil, niet wezenlijk in zijn procesvoering wordt belemmerd door het niet kunnen inzien van deze gegevens.

Uiteindelijk heeft de Afdeling het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd geacht en het verzoek toegewezen. De uitspraak is gedaan door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in aanwezigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, griffier, en is openbaar uitgesproken op 11 januari 2022.

Uitspraak

202108026/2/A2.
Datum uitspraak: 11 januari 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het geding tussen van:
[appellant], wonende te [woonplaats],
en
Centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de raad van de gemeente Maastricht (hierna: het centraal stembureau),
verweerder.
Procesverloop
Het centraal stembureau heeft bij besluit van 21 december 2021 besloten Maastricht Vooruit te registreren in het register voor de verkiezing van de leden van de raad van de gemeente Maastricht. [appellant] heeft beroep ingesteld tegen dit besluit.
Het centraal stembureau heeft de vertrouwelijke versies van een aantal gedingstukken overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Awb medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van deze stukken.
Het verzoek heeft betrekking op een aantal persoonsgegevens opgenomen in het verzoek tot registratie, de machtiging tot plaatsing van de aanduiding boven de kandidatenlijst en een bewijs van overschrijving van een waarborgsom.
Overwegingen
1.       Het centraal stembureau heeft de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van de stukken kennis zal nemen.
2.       Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.
3.       De Afdeling heeft kennisgenomen van de betreffende passages in de hiervoor genoemde stukken. Zij stelt vast dat de passages persoonsgegevens van enkele in de stukken genoemde personen betreffen, zoals adresgegevens, een telefoonnummer, bankgegevens en een handtekening. Naar het oordeel van de Afdeling weegt het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer zwaarder dan het belang dat alle partijen kennisnemen van de stukken. Daarbij betrekt de Afdeling dat [appellant], gelet op de aard van het geschil, doordat hij van de betreffende passages geen kennis neemt, niet wezenlijk in zijn procesvoering wordt belemmerd.
4.       De Afdeling acht daarom het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek toe.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, griffier.
Het lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 11 januari 2022
290