ECLI:NL:RVS:2022:423

Raad van State

Datum uitspraak
9 februari 2022
Publicatiedatum
9 februari 2022
Zaaknummer
202200431/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag duurzaam verblijfsrecht gemeenschapsonderdaan door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 9 februari 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een vreemdeling die een aanvraag had ingediend voor de afgifte van een document dat zijn duurzaam verblijfsrecht als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen. Deze aanvraag werd op 21 januari 2021 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 4 mei 2021 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag op 29 december 2021 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing ook ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De griffier heeft de vreemdeling op 20 januari 2022 geïnformeerd dat hij griffierecht diende te betalen voor het verzoek om een voorlopige voorziening, met een deadline van 27 januari 2022. Aangezien het griffierecht niet tijdig was betaald, heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het verzoek niet-ontvankelijk is. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 9 februari 2022.

Uitspraak

202200431/2/V1.
Datum uitspraak: 9 februari 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 29 december 2021 in zaak nr. 21/2837 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 21 januari 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de Vw 2000, waaruit een duurzaam verblijfsrecht als gemeenschapsonderdaan blijkt, afgewezen.
Bij besluit van 4 mei 2021 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 december 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De griffier heeft de vreemdeling er bij brief van 20 januari 2022 op gewezen dat hij voor het verzoek om een voorlopige voorziening griffierecht moet betalen. Hem is daarbij verzocht het griffierecht uiterlijk op 27 januari 2022 te betalen. In die brief staat ook dat als het griffierecht niet op die datum is ontvangen, de vreemdeling ervan moet uitgaan dat het verzoek alleen al daarom niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald.
2.       Het verzoek is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. D.A. Verburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
w.g. Verbeek
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 februari 2022
862