ECLI:NL:RVS:2022:42
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende verblijfsvergunning
Op 7 januari 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd door de staatssecretaris, welke aanvraag op 17 mei 2019 werd afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd door de staatssecretaris ongegrond verklaard op 7 december 2020. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, heeft op 19 november 2021 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. De staatssecretaris heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat, gelet op de aangevoerde argumenten, het voorlopig oordeel is dat het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank in stand blijft. Dit heeft geleid tot de beslissing om de voorlopige voorziening te treffen, waarbij de staatssecretaris niet hoeft te voldoen aan de uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. Tevens is bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is vastgesteld door de voorzieningenrechter en de griffier.