ECLI:NL:RVS:2022:4010
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft de vreemdeling, die een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend, een voorlopige voorziening aangevraagd bij de Raad van State. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 5 april 2022 deze aanvraag afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 9 december 2022 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zijn uitzetting op 7 januari 2023 niet zou plaatsvinden.
De voorzieningenrechter heeft op 6 januari 2023 uitspraak gedaan. Gezien de termijn van het hoger beroep en de noodzaak om rekening te houden met eventuele later binnenkomende stukken, heeft de voorzieningenrechter besloten om bij wijze van ordemaatregel de voorgenomen uitzetting van de vreemdeling op 7 januari 2023 achterwege te laten. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling heeft gemaakt in verband met de behandeling van het verzoek, tot een bedrag van € 837,00, dat geheel is toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.
Deze uitspraak is gedaan door de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, in aanwezigheid van de griffier, mr. J. van de Kolk. De uitspraak benadrukt het belang van rechtsbescherming voor vreemdelingen in asielprocedures en de rol van de voorzieningenrechter in het treffen van voorlopige voorzieningen in dergelijke zaken.